donderdag 1 augustus 2024

Vertrouwd met stoffen - De wandtapijten van Marga-Tas

Ik heb al een weg afgelegd met mijn opvatting van het eigene. In de jaren tachtig leerde ik dat het om de Ander ging, en dat vervreemding zowat de minimumervaring van de kunst moet zijn. Ik moest mezelf vreemd worden, me exposeren aan de Ander, ook binnen mezelf. Later begreep ik dat ik toen al bezig moet zijn geweest met toeëigening, van de voor mij vreemde en onbegrijpelijke teksten van de filosofie. Ik maakte me die teksten eigen, waardoor ik weer de verdenking op me laadde dat ik niets meer te zeggen had: Anton, je noemt nou alweer filosofen, maar wat denk je nou zelf?

Misschien drukt de titel This is not the end of the road wel uit welke weg ik aan het afleggen ben. Tussen haakjes, wat een vreemde uitdrukking eigenlijk, dat 'afleggen', alsof je de laatste stap zet in het afscheid van een vertrouwd lichaam van iemand die je eigen was. Bijvoorbeeld mijn moeder, aan wie deze blogserie gewijd is. De weg die ik afleg is nog niet afgelegd, dit is niet het einde. Mijn moeder is nog warm en is nog bij me.

De titel hoort bij een expositie in museum Bonnefanten, van de Poolse kunstenares Malgorzata Marga-Tas (1978-). Ze werkt met stoffen die ze uit een andere omgeving haalt, die eerst hebben gefunctioneerd als kleding, lakens, gordijnen. Je zou dus van vervreemding kunnen spreken, de manier waarop de stoffen waren gebruikt is afgelegd, de stoffen komen vrij voor ander gebruik, en wel voor de kunst. Marga-Tas borduurt niet of nauwelijks, maar er is zeker wel sprake van voortborduren.

Dat is bijvoorbeeld te zien in de indrukwekkende serie wandtapijten met de titel Re-enchanting the world. Marga-Tas heeft zich laten inspireren door een serie fresco's in Ferrara, in het Palazzo Schifanoia. Centraal staan daar de tekens van de dierenriem, aan elk teken is een fresco gewijd. Het bestaat uit drie lagen: bovenaan taferelen uit de Griekse mythologie, in het midden het teken van de dierenriem met drie persoonlijkheden die daarbij horen, en onderaan taferelen uit het dagelijks leven van de hertog van Ferrara. Marga-Tas borduurt hierop voort, in de zin van toeëigening, door taferelen van het Roma-volk uit te beelden en vooral van vrouwen. Dat heeft natuurlijk wel een vervreemdend effect, maar zou je evengoed of beter vertrouwd maken van het vreemde kunnen noemen. Als je naar die wandtapijten kijkt wordt de vreemde wereld van de Roma vertrouwder. Je komt ermee in contact alleen al vanwege het materiaal, de stoffen die de blik doorleiden naar het tastzintuig.

Tegenwoordig geen kunstwerken zonder filmpjes erbij. We zien de kunstenares in actie met helpers, die vaak ook de personen zijn die worden afgebeeld en de helden van haar alledaagse taferelen (misschien was dat bij die hertog van Ferrara ook al zo). Ze staat op een verhoging, de tapijten liggen op de grond, en ze heeft het overzicht zodat de figuren op de juiste plaats in de compositie worden geschoven. Dan worden ze vastgenaaid op de achtergrond, met de hand of de machine. En dan hoeft alleen nog het fluweel te worden geborsteld, de achtergrond van de middenlaag. Ik weet niet meer welke term Marga-Tas voor dat fluweel had, maar vriendelijk was die zeker niet. Vreselijk karwei, je bent bijna klaar maar het is nog niet the end of the road. Je moet nog verder.

Bijzondere aandacht had ik natuurlijk voor 23 oktober, de geboortedag van mijn moeder. Op mijn mobiel zag ik dat deze bij sterrenbeeld Weegschaal hoort, maar volgens een andere site bij Schorpioen. Ik zit nu in een dilemma. Hoe breng ik de wandtapijten in verband met mijn moeder, toch het patroon van deze blogserie? Daarbij komt nog het dilemma of ik niet ook voor de sterfdatum van mijn moeder kon kiezen, 21 maart. Enfin, ik koos voor de geboorte en voor Weegschaal, ook al omdat daar een geboorte staat afgebeeld. En wel in de bovenlaag, de laag van de mythologische taferelen van het Roma-volk.

We zien drie vrouwen, bij bomen en een liggend paard. De barende vrouw, de vrouw bij haar hoofd en de vrouw die het kind uit haar helpt brengen. Deze laatste vrouw heeft een opvallende rode jurk aan, waardoor je zou kunnen denken aan bloed, of aan een feest, de kleur heeft de gevoelswaarde beginnend leven. Misschien verbindt die rode kleur dit tafereel ook wel aan de onderste laag. Daar zien we een vrouw in de weer met een kip, die ze slacht of plukt. Daar zie ik juist weer geen bloed, maar wel een gezellige huiselijke sfeer, met een man, een jongere vrouw, kinderen en een hondje. Alles en iedereen is in vrede bij elkaar, mens en dier, dood en leven, buiten en binnen.

Elk tapijt is omlijst en daarmee ook afgescheiden van de andere tapijten met twee afbeeldingen van Griekse zuilen met cannelures. Je zou dit een vervreemdend element kunnen noemen bij die Roma-mensen en Roma-cultuur, maar evengoed of beter kun je het zien als het helpen brengen van die cultuur binnen de onze, waar kunst als iets heiligs en verhevens wordt gepresenteerd. De zuilen verwijzen kortom naar onze toeëigening, we accepteren die wandtapijten als iets dat het waard is om te worden getoond op een belangrijk podium, waar kunst in principe onaantastbaar is.

Het kunstwerk met de wandtapijten werd door Polen gezien als waardige vertegenwoordiger voor de Biennale van Venetië in 2022. Nog ten tijde van PIS liet Polen met deze kunst een ander gezicht zien, anders dan hoe wij nog vaak naar Roma kijken, als exotisch, of misschien ook hulpbehoevend, vanwege de vijandschap van het Hongarije van Orbán. Hier zien we kunst die al is erkend, die door Bonnefanten al deels is aangekocht, het is een gepasseerd station, hoewel nog niet 'the end of the road'.

Nog even terug naar mijn moeder. Misschien zou zij als ze deze tapijten had gezien eenzelfde reactie hebben gehad als twee Maastrichtse oudere vrouwen. Ik hoorde hen in dialect praten over de indruk, de imposante hoeveelheid. Dat terwijl deze kunst toch allemaal ook de associatie oproept met onze gewone kleren, gordijnen en de technieken van stofbewerking. De vrouwen verdiepten zich niet in de Roma, de geschiedenis die werd uitgebeeld, de symboliek, waar je jaren op zou kunnen studeren.

Voor weegschalen is contact en verbinding heel belangrijk. Een gespannen sfeer gaan ze liefst uit de weg. Mijn moeder liep weg als ik met mijn vader felle discussies voerde over Amerika, het communisme en Vietnam. Toen ik later met mijn vriendin en een ander stel ging samenwonen was mijn moeder zo boos dat ze mijn kleren niet meer wilde wassen. Een tijd later was ze dit weer vergeten en vroeg ze me waarom ik mijn kleren niet meer meebracht om ze te laten wassen.

Malgorzata Mirga-Tas, uit Re-enchanting the World 

 


woensdag 24 juli 2024

Opgeslorpt door een oude moeder - De film Thelma

Als iemand bijzonder is, en wie is dat nu niet, vinden we dat iets moeilijks. Dat moeten we verlichten. Dus kan het wel zo zijn dat we ernaar streven om met die moeilijke mensen samen te leven, en dan kan het ook nog eens gebeuren dat we van ze gaan houden. Daarvoor hebben we fantasie nodig. Beelden die ons opslurpen zodat wij de bloem zijn of de kolibrie. Bijzonder en toch onzeker wie van de twee, bloem of juist die kolibrie.

Model daarvoor staat de moeder. Met je moeder was je al versmolten voordat je werd geboren. Daarom willen we in iedereen de moeder zien, of een afsplitsing, eventueel een verre afsplitsing. Een dier, een plant kan ook. Dat zijn fantasieën die ons verder helpen. Aristoteles bedacht ooit dat in zijn tijd de tragedies werden opgevoerd (waarin de held zelfs trouwt met zijn moeder) omdat we zo'n lol hebben in nabootsing. Er wordt iemand nagedaan, of een situatie in het leven, en dat is huilen of lachen. Het is een soort doorspoeling (katharsis) van onze emoties.

Kom ik dus nu met mijn theorietje dat je dat kan helpen om met moeilijke mensen samen te leven of zelfs van hen te houden. Dan maken we er groepen van, categorieën, en dat past ook wel bij hoe Aristoteles naar de dingen keek. Het lijkt of we een moraal aan het fabriceren zijn, hoe je je moet verhouden tot bepaalde groepen, zeg maar mensen die het moeilijk hebben, wat ons medelijden oproept, of mensen die erg vervelend zijn, zodat we blij zijn dat we die mensen juist niet zijn. Als we dan eenmaal die emoties hebben, kunnen we ze doorspoelen (katharsis) en weer verder alsof er niets gebeurd is.

Gisteren was ik met Maarten weer eens naar de film, Thelma, om onze emoties door te spoelen ofzo, en het ging over een moeder (check), behandeld als voorbeeld van een groep die het moeilijk heeft (oude mensen) en moeilijk zijn (we moeten iets met hen) (check). De optredende moeder was ook nog eens een imitatie van de echte moeder van de regisseur, die hij na de aftiteling nog even in beeld bracht, met een imitatie van een scène uit de film. Dan is het al wel heel erg Aristoteles.

Nu is bekend (bijvoorbeeld van De naam van de roos, boek en film) dat Aristoteles zijn theorie wel een beetje had uitgewerkt voor de tragedie, ook voor de komedie, maar dat deze laatste niet bewaard is. Die moeten we er zelf bij denken. De film Thelma is duidelijk een komedie, bedoeld om te lachen, en bij mijn theorietje heb ik deze film in gedachten. We lachen om de oude Thelma (93) die helaas opgelicht wordt, maar erg daadkrachtig is en haar geld bij de schurk gaat terughalen. Ze rooft zelf een scootmobiel bij een oude vriend in het verzorgingstehuis, neemt die vriend ook nog mee en ze gaan de straat op.

O ja, er is nog een stukje imitatie in het spel, omdat Thelma zat te kijken naar Tom Cruise, die al zijn stunts zelf doet. Er werd niet bij verteld dat - ik dacht zelfs precies bij die scène - Tom zijn been brak, maar Thelma komt er ook niet helemaal ongeschonden uit. En ik moest nog voor ik die film zag denken aan Thelma & Louise, een actieroadmovie van weer een bijzondere groep, vrouwen in plaats van mannen.

Actiefilm, Aristoteles... er moet een plot bij, zegt Aristoteles, dat wordt afgewikkeld volgens een bepaald patroon. Ik moest denken aan een oud-collega van Maarten en mij, die leerlingen opdroeg dat patroon in films te ontdekken. Dat roept weerstand op, bij mij althans, ik ga die film dan zien als een morele les en de film wordt overstemd door een leraar die gezag opeist. Maar deze film Thelma was best goed, en bouwde zijn eigen weerstand in.

Zoals die bloem met kolibrie (check) die in beeld kwam toen Thelma een revolver ging stelen bij een oude vriendin, die zat te kijken naar een natuurprogramma op tv. Het is een contrastbeeld, die kolibrie hangt in de lucht, slaat zo snel met zijn vleugeltjes dat je de beweging niet meer ziet. Je kunt rustig een paar trappen op strompelen, revolver stelen, weer terugkomen, en dan hangt die kolibrie daar nog steeds. De actie roept dus niet alleen maar actie op, maar ook tegenactie, in dit geval zelfs non-actie, en die non-actie zegt evenveel, zo niet nog meer, over de film.

Afijn, Thelma komt met haar Ben aan bij de plaats waar ze haar geld naartoe had gestuurd, en moet daar gaan zitten wachten op de schurk, die het vroeg of laat zal komen ophalen bij postvak 21. Zolang zitten ze op een bankje, en dan haalt Thelma haar borduurwerkje uit de tas. Ze zet haar bril op en gaat rustig zitten borduren. Het is het perfecte midden (ook dat past weer bij Aristoteles) tussen felle actie en de echte freeze van de kolibrievriendin. Je doet iets, maar ook weer niet iets dat je langer dan nodig in beeld moet brengen.

En zo komen we dan toch weer bij mijn eigen moeder, en de geborduurde vlinders die hangen op onze wc. Mijn moeder leek verder echt niet op Thelma. Toch kun je mensen weer niet zo makkelijk in groepen indelen, het een roept het ander op. Als je goed kijkt zie je hoe kolibries bloemen zijn, bloemen geborduurd worden, en waarom dan niet ook vlinders... Ik zie mijn moeder nog zuchten als we op vakantie moesten, maar dan kon ze in onze kleine Renault 4, waar we met zijn zevenen in zaten, met plezier wegkruipen in de kattenbak, tussen de etenstassen en de koffie. Beetje roadmovie.

Kolibrie en bloemen, kolibrie tijdens de vlucht, wilde vogels en bloemen, voor vogelliefhebbers, voor natuurliefhebbers, Titel: Waar te beginnen afbeelding 1

donderdag 9 mei 2024

Symbolen in bloei

Geen idee of mijn moeder ooit in Paleis Het Loo geweest is. Ze las graag verhalen over koningshuizen en was op de hoogte van de complexe familieverbanden van al die dynastieën.

De aanleiding voor ons bezoek gisteren was anders, Inez gaat iets schrijven voor het blad Nieuwe Veluwe over de expositie Bloom die er nu plaatsvindt. Bovendien is Apeldoorn altijd een leuk uitje, zeker in de stressvrije vakantie. Onderweg in de bus zie je de rododendrons prachtig in bloei staan.

Bloom gaat over de bloemen die je in het paleis nog steeds kunt zien, maar ook over de afbeeldingen van bloemen en de geschiedenis, die zich verdicht in de fascinatie van Mary Stuart voor bloemen. Het gaat hier niet om de gade van Hendrik VIII maar om Mary Stuart II. Hier raak ik het spoor al bijster, want Wikipedia helpt me niet echt verder met de vraag hoe beide Mary Stuarts zich tot elkaar verhouden. Maar het is Mary Stuart II die trouwt met stadhouder Willem III.

De link met mijn onderwerp, voortborduren, naar aanleiding van de door mijn moeders geborduurde vlinders die nu op ons toilet aan de muur hangen, is al evident. Vlinders houden ook van bloemen, en bloemen verschijnen in de zeventiende eeuw in Nederland ook in afgebeelde vorm, met name in stillevens. In een zaal kwam ik een jurk tegen met bloemmotieven van kunstenaar Claes Iversen. De toelichting is getiteld Voortborduren, en in de veelheid van alles wat bloeit hecht ik me aan zo'n woord als ik een blog moet schrijven.

Claes laat zich graag inspireren door bloemen. Maar wat deze jurk speciaal maakt is dat er rozen op staan. De rozen verwijzen naar de oma van Claes. Zo ontstaat er voor mijn semiotische blik een strakke samensnoering, van dynastie, familie en bloei. Ik heb altijd een groot vertrouwen in dergelijke semiotische uitzichten. Ze brengen me vaak ergens. In dit geval, denk ik, hoef ik nog maar even te peinzen en er komt iets uit.

Wat ik hier bijna over het hoofd zie is het publiek. De vrouwen zijn zoals je kon verwachten zwaar in de meerderheid, jonge moeders met hun gezin (inclusief vader, het is meivakantie), maar veelal oudere vrouwen, van boven de zeventig. Het zijn de oma's waarnaar de rozen van Claes verwijzen, het is mijn moeder die 69 was toen ze overleed.

Dood en leven komen dicht bij elkaar, bij die oude vrouwen en bij de roos als symbool. Bij rozen denk je al snel aan verwelken, rozen verwelken, schepen vergaan... en dus aan eeuwige liefde. Een ander kunstwerk op de expositie verbeeldt de fragiliteit van afgebeelde bloemen, het schijnt dat Hollandse schilders bloemen het liefst afbeeldden vlak voor hun verwelking, dan waren ze op het toppunt van hun bloei.

Zijn symbolen eeuwig? Zeker niet, hun grootste waarde hadden de bloemen in de zeventiende eeuw. Steenrijke Hollanders lieten ze komen uit de met geweld veroverde landen en betaalden er hele jaarinkomens voor. Nu kun je het eigenlijk niet meer over die bloemen hebben zonder er meteen ook slavernij, geweld en hebzucht bij te betrekken. De symbolische kracht van rozen is verwelkt, ze herinneren ons aan een voorgoed besmet verleden.

Het is zeker ook de goddelijke kracht van de moedergodin Hera die hier rondwaart. in 2011 was ik hier met school, en moest ik me verdiepen in de talrijke verwijzingen naar de Oudheid, vooral in de paleistuinen. Hera wist dat Herakles verwekt was bij een vreemde vrouw door haar man Zeus, en probeerde hem al na zijn geboorte te vermorzelen. Ze stuurde twee slangen naar hem in zijn wieg. Ons Heraklesje greep met elk knuistje een slang en wurgde ze meteen. In de tuinen herinnert de Herculesfontein aan dit gebeuren, waarbij Hercules (Herakles) symbool staat voor Willem III, die al vroeg zijn vader verloor aan de pokken, en zich op jonge leeftijd zonder vader moest zien te redden (maar gelukkig had hij wel nog zijn moeder).

Bij de stallen herinneren de pauwen aan Hera. Ze lopen tussen de tafeltjes van het terras, zetten hun veren uit en er verschijnen talloze ogen. Hera moest haar overspelige man goed in de gaten houden, en had deze ogen hard nodig.

Je bent eigenlijk nooit onbespied. Zelfs op mijn wc word ik door mijn moeder in de gaten gehouden. En vroeg of laat kom ik opdraven in het Paleis, zo zie je maar weer.

 



zondag 28 april 2024

De vlindertuin van Emmen

Het koningshuis heeft steeds minder nut. Het loopt zijn kilometer, schudt handjes en drukt zijn kus af op de hand van een vrouw.

Het heeft zijn verjaardag goed gekozen, het is tijd voor vlinders. Die zie je bijna niet meer, dus alle reden om zelf vlinder te worden, te fladderen over je parcours, je dagen te leven, je eitjes af te leggen.

Zo durf ik rustig te beweren dat het koningshuis een moeder is, en dat moeders moeders aantrekken. Uit Duitsland komen de moeders naar Emmen omdat ze Maxima zo'n tolle Frau vinden.

(Op ons achttiende kropen we uit onze cocon, 's nachts wachtten we op Victoria Station op de trein naar moeder, een Duitse bekende me uren achtereen haar liefde voor ons koningshuis.)

En ja, die fragiliteit, wat die beveiligers verklaart rond het koningsparcours. Gisteren naderde onze bus een kruispunt waar een vrouw in scootmobiel nog net voorlangs kon. Op haar hoofd twee wapperende oranje handjes.

In mijn moeders laatste jaren gingen we naar het Noorder Dierenpark. We raakten er even ons dochtertje kwijt. Mijn moeder verlangde heftig naar de vlindertuin, alles was fladderend bij elkaar.

Veel beveiliging langs route Oranjes, maar 'majesteit werd niet op de huid  gezeten'

dinsdag 12 maart 2024

Modder

Moeders zijn specialist in roddel. Ze praten over wie er voor het raam langs loopt. Mijn moeder had het over tweeverdieners. Tegenover roddel staat opscheppen. Mijn moeder luisterde geduldig en afgunstig naar de moeders die hun kinderen de hemel in prezen. Pas achteraf kon ze afgeven.

Roddel is de combinatie van afwezigheid en betrokkenheid. We hebben onze biergroep waarin we ons pleintje doornemen. Een minderheid van mijn biergroep woont er nog, maar juist daarom. We zakken verder in de modder. Ergens tussen lijkkisten, baksteenwoestijnen, aan de rand van de modder denken we aan die prachtige plaats waar we over blijven praten.

Moeder modder. We lopen langs de rand om natte voeten te mijden. Het klimaat warmt op zoals onze moeders de aardappels. Beetje mayo en slikken. De machines zakken in het water, ons bekruipt moedergevoel.

Modder is waarin je wegzakt. Ons verlangen is zo waanzinnig dat we erin blijven. Geboren worden was niet ons fort, liever zakten we terug. Vandaar dat we ons klompenpad lopen langs de voedselbosjes. Het had iets kunnen worden, zij het nauwelijks moeders wet.

Ze zeggen telkens opnieuw geboren, zevenmaal je feestje. Zo volledig wegzakken dat je happend bovenkomt, bovengetrokken door de zorg. Dat is pas leven. En dan weer wegzakken. Dit wil je vaker meemaken, bovenkomen en zakken. Het blijft zuigen.

De Zegge kreunt onder overstromingen: “De natuurgebieden doen dienst als  rioolputje” (Geel) | Het Nieuwsblad Mobile

woensdag 21 februari 2024

Betrouwbare vrienden

Mijn moeder vond altijd belangrijk of mijn vrienden wel betrouwbaar waren. Als ik het over sommige vrienden had zei ze: 'Van hem kun je tenminste op aan.' Dat zal verklaren waarom ik niet veel vrienden heb. Een van hen ken ik al vanaf mijn zevende. Mijn moeder koesterde een diepe haat tegen hem. Wel is deze vriend voor mij betrouwbaar. Betrouwbaarheid kan zich dus zomaar tegen je keren.

Vriendschappen, zou je misschien moeten zeggen, zijn voor mij een manier om voort te borduren op mijn moeder. Zij is alweer 23 jaar geleden overleden, en in sommige aspecten, waaronder de waarde van betrouwbaarheid, zet ik haar ethos voort, haar leven, haar dromen. Misschien hebben ook de dwarse aspecten van dat leven voor mij betekenis. Ook bij mijn vrienden kan de betrouwbaarheid zich tegen mij keren.

Gisteren vertelde een van mijn vrienden in een lezing over zijn vriendschap, een groep vrienden die elkaar al vanaf hun jeugd kennen. In ons gepolariseerde klimaat zijn de meesten van hen naar de overkant geëvolueerd, ze geloven niet in het klimaatprobleem en zien de immigratie als ons belangrijkste probleem dat we moeten oplossen door de immigranten tegen te houden. Martien voerde lange gesprekken met die vrienden, maar kon hen niet overtuigen. Het gaat hier ook niet om gewone meningen, maar om dingen van een veel objectievere aard en van groot belang voor ons land. Als we het klimaatprobleem niet oplossen krijgen we allemaal natte voeten.

Bij Martien komen vriendschap en diepgaande verschillen dicht bij elkaar. Hij gebruikte daarvoor de bekende term van filosoof Jean-François Lyotard (1924-1998) strijdigheid, in het Frans différend. Meningsverschillen en praktische problemen kun je oplossen, je kunt erover praten of ze voorleggen aan een derde instantie, de rechter. Lyotard sprak dan van een litige, een geschil. Zo niet een strijdigheid. Je kunt dan wel een keuze maken, maar die lost de strijdigheid niet op. De interessante kwestie van Martien was nu wanneer het wijs is om je te begeven in een strijdigheid, wetend dat je er niet uit zult komen. Maar ja, het zijn wel je vrienden hè?

Ik realiseer me dat ik in een derde alternatief beweeg. Filosofen zoeken graag naar dilemma's, die toch ook een vorm van strijdigheid zijn. Het is een soort verantwoordelijkheid of erekwestie om bij een gesprek meningsverschillen te zoeken, uit te vergroten, aan te scherpen. Lyotard zei al in het begin van zijn boek Le différend dat hij de 'eer van het denken' wilde redden, sauver l'honneur de la pensée. Met de formule voortborduren, de titel van deze blogserie, lijk ik iets anders te doen. Ik zoek iets bij mijn vriend dat me inspireert en probeer dat tot uitgangspunt te gebruiken voor een extra beweging in het denken.

Overigens deed Martien dat eerder al met mij. Vlak voor zijn lezing sprak ik hem, en hij zei: 'Anton, ik ga een term van jou gebruiken, geboorteloterij.' Het duurde even voordat ik begreep waar hij het over had, maar toen herinnerde ik me dat ik de hele kwestie van de immigratie in verband had gebracht met de contingentie, de toevalligheid, van de plaats waar je geboren bent. Wat maakt het nu uit met wat voor motieven een migrant naar Nederland komt? Als hij komt omdat hij hier geld kan verdienen vind ik het lastig om hem tegen te houden omdat wij recht zouden hebben om hier ongestoord te wonen. Waar zou dat recht op gebaseerd moeten zijn?

Je snapt, het heeft op een bepaalde manier met mijn moeder te maken. Zij was Nederlands, dan ik ook. Maar het had net zo goed anders kunnen zijn. Mijn moeder had met een boer kunnen trouwen, waarvoor hier in haar tijd vaak weinig plaats was, en net als nogal wat familieleden naar Noord-Frankrijk kunnen uitwijken. Mijn moeder wist hoe hard het leven daar kon zijn, ze las Boerin in Frankrijk, een destijds beroemd boek van Wil den Hollander over een Nederlandse boerin die met haar echtgenoot emigreerde. In plaats daarvan trouwde mijn moeder met mijn vader, geen boer maar een kantoorman van de stad.

Het belang dat mijn moeder hechtte aan betrouwbaarheid had zeker alles te maken met de onbetrouwbaarheid van het bestaan, met de harde kanten van het leven. Zelf had mijn moeder graag geneeskunde willen studeren, wat voor haar onmogelijk was, en zeker ook daarom hoopte ze dat ik dat ging doen. Ik kwam dicht in de buurt, in 2001, toen ik solliciteerde naar een onderzoeksfunctie in Maastricht voor een project over anatomische tekeningen uit de zeventiende eeuw die werden gebruikt voor geneeskunde. Ik zou dan in de buurt van mijn moeder zijn gaan wonen. Maar op dezelfde dag dat ik de onderzoeksleider sprak overleed mijn moeder onverwacht. Zes weken later belde de onderzoeksleider me dat ze een andere kandidaat hadden gekozen.

Het rare van contingentie is dat er altijd een schijn van logica over hangt. Het lijkt alsof er een samenhang is tussen mijn mislukking in de geneeskunde en het overlijden van mijn moeder. Ik borduur voort op dat overlijden door me niet met geneeskunde bezig te houden. Er zit een raar soort betrouwbaarheid in dingen die met elkaar wrijven, in de strijdigheid. Lyotard zegt: je moet aansluiten met een zin bij de vorige zin. En die zin is strijdig. Het had ook een andere zin kunnen zijn. Je kunt niet anders dan aansluiten (voortborduren) maar nooit wordt het een mooi, sluitend geheel.

Zou je deze gedachte aanscherpen, dan zijn zaken als liefde en vriendschap onmogelijk. In een andere blog (zie hier) heb ik Lyotard proberen te harmoniseren met 'liefdespolitiek' rond de ervaring van het komische. Voor Lyotard had het buiten werking stellen van de wet te maken met paganisme, een 'heidens' disrespect voor de wet dat niet tragisch is maar komisch. De pagus is iemand van het land, en natuurlijk moet ik opnieuw weer denken aan mijn moeder, die (geboorteloterij!) afkomstig was van een boerderij aan de Belgische grens. Ze zat een paar jaar op een Franse kostschool, met heimwee, maar leerde wel Frans. Het heeft zeker meegespeeld in mijn lange kennismaking met Franse filosofen, onder wie jarenlang ook Lyotard.

Het pagane disrespect kan samengaan met trouw. Anders zou vriendschap onmogelijk zijn. Wat een grappige situatie eigenlijk als je met vrienden opgescheept zit met foute opvattingen! En wat mooi als je die vriendschap kunt gebruiken als mooi voorbeeld voor een lezing over morele dilemma's! Ook de loterij is hier niet ver weg. We hebben maar in zeer beperkte zin de zeggenschap over onze vriendschap. Je wil met hen breken als ze zulke foute opvattingen hebben, maar merkt dat je dat niet kunt. Dan probeer je er maar het beste van te maken, dan maar praten over voetbal, dan maar pizza eten.

 Boerin in Frankrijk, Hollander-Bronder Wil den | BoekenWebsite.nl

zondag 14 januari 2024

Amerikaanser dan we dachten

De Amerikanen waren meer iets voor mijn vader. Ze kwamen toen hij zestien was en leerden hem roken. Dat verklaart waarom ik mijn vader nooit heb zien roken (en drinken trouwens ook niet). Een slimme arts maakte hem duidelijk dat hij zichzelf aan het vernietigen was, en toen is hij subiet gestopt. Misschien ging dus zijn Amerikanenliefde niet erg diep. Hij dacht graag terug aan hun bevrijdingsacties, en verdedigde de Amerikanen in felle discussies met mij toen ik zestien was.

Mijn moeder vertelde eens over de Duitsers die in de oorlog verblijf hielden op de grote boerderij. Later kwamen de Amerikanen. Ik heb een slecht geheugen maar weet zeker dat ze de Amerikanen minder vriendelijk vond dan de Duitsers. Misschien gaat het te ver om te zeggen dat mijn moeder hield van Duitsland, maar ze ging er graag naartoe. Wandelen, eten, op vakantie. Qua taal had ze meer met Frankrijk (ze had in haar jeugd op een Franstalig soort internaat gezeten, vlak over de grens in Fouron-le-Comte). Maar qua ergens graag zijn was het dus eerder Duitsland en de vriendelijke Duitsers.

Ik dacht van mezelf ook heel lang dat ik meer voor de Duitsers was, dat ik met mijn leven en voorliefde voortborduurde op het Duitslandgevoel van mijn moeder. Misschien niet zozeer de taal, wel dat ik er graag heen ging toen ik zestien was. Nu denk ik daar toch weer iets anders over. Als ik nog verder terugdenk keek ik graag naar de Duitse tv, net als bijvoorbeeld mijn half-Twentse achterbuurjongen Arno. Wat keken wij? Lederstrumpf, Winnetou, Der Schatz im Silbersee. Duitse films, geacteerd door Duitsers. En de verhalen waren geschreven door Karl May, ook weer een Duitser (zie ook deze blog). Vriend Hans had de hele serie, in vertaling weliswaar, maar toch.

We speelden al heel vroeg kojbojtje, waarbij we elkaar om de haverklap doodschoten. Later gingen we sjtreupe in de bosjes, geen hazen vangen maar gewoon ons door die struiken slaan. Later gingen we nog weer verder van huis en legden we op twee kilometer een arsenaal aan, en probeerden we - vergeefs - pony's te bestijgen. Nog weer later gingen we met dolken op de Brunsummerheide takken afsnijden en schillen. Op vakantie in de Voerstreek leerde mijn vader ons pijl en boog te maken van wilgentakken.

Kan zijn dat ik op die manier afstand nam van mijn moeder, maar misschien ook niet. Behalve de buitenavonturen zat ik graag binnen te lezen, bij het getik van haar breipennen en de plaatjes klassieke muziek die met een klap omlaag vielen als het vorige plaatje klaar was. Het kon van alles zijn wat ik las, maar zeker ook cowboy-avonturen, later vooral Arendsoog en Witte Veder. Het neerschieten van Indianen was achteraf gezien een nogal lompe, onvriendelijke kennismaking met hun edele geest, Winnetou had evenveel gezag als Jezus Christus.

Op fietstochten konden we flinke afstanden afleggen, maar steeds zag ik in gedachten al mijn moeder als ik zou thuiskomen met het precieze aantal kilometers en de afgelegde route. Mijn moeder kon natuurlijk niet adequaat reageren, maar mijn vader, die dat wel goed kon volgen en waarderen, was op zijn werk en mijn moeder was thuis, en dat telde uiteindelijk. Ik wil maar zeggen: er loopt een lijn, een nogal grillige lijn, van mijn moeder naar mij via de Amerikanen.

Het waren vooral fantasie-Amerikanen, niet te vergelijken met de werkelijke Amerikanen van mijn vader. Heel vaag herinner ik me Walter Baetzel, de militair uit Wisconsin die met zijn familie bij ons eventjes logeerde, en met wie mijn vader correspondeerde. De fantasie-Amerikanen konden heel onvriendelijk zijn, maar misschien waren ze in wezen wel goede mensen. Niet alleen omdat ze ons bevrijd hadden, maar ook omdat ze de mannen achter de schermen waren voor alle dingen die ik belangrijk begon te vinden: met name de vredesbeweging, het vreedzame Europa dat begon met gesprekken tussen Duitsers en Fransen op initiatief van de Amerikanen.

Op die rol van de Amerikanen kom ik dankzij de onlangs overleden historicus Mathieu Segers. Hij benadrukt volgens het interview in de Volkskrant (zie hier) de rol van de Verenigde Staten in de Europese integratie na de oorlog. We denken dan vooral aan het Marshallplan, maar de Amerikanen toonden ook moreel leiderschap. Je zou dit het derde gezicht van de Amerikanen kunnen noemen, naast de Indianendoders en de onvriendelijke logé's op mijn moeders boerderij. Het vierde gezicht zou dan de Amerikaanse cultuur kunnen zijn, met Mickey Mouse en de heroïne die uit Vietnam met de Amerikanen in Heerlen kwam. Tussen al die gezichten is het niet makkelijk dat moreel leiderschap te ontwaren. Daarvoor heb je de distantie nodig van driekwart eeuw en dus van de historicus.

Terugkijkend op mijn jeugd zie ik hoe ik die vormende rol van de Amerikanen heb onderschat. Mijn interesse in Duitsland was vooral interesse in hun fascinatie voor Amerika. Toen ik later in Oost-Europa kwam, idem dito. Hun verlangen naar vrijheid en democratie ging over de rug van Europa uit naar Amerika. Mijn filosofische helden waren anti-Amerikaans, met name Sartre, maar de Parijse naoorlogse cultuur was vooral een explosie van hedonisme en oppervlakkige diepzinnigheid, gebracht door de Amerikanen. Nu moet ik oppassen dat ik niet ga drammen, mijn moeder zou zich omkeren in haar graf.

Een trekje verraadt wel affiniteit van mijn moeder met de Amerikaanse cultuur. Mijn ouders gingen graag naar Duitsland, waar ze gingen eten bij een Turks restaurant. Maar een aantal jaren gingen ze nog liever naar een wegrestaurant naast een tankstation, bij Eupen. Je had daar het gevoel dat je in een Amerikaanse film zat, zou ik zeggen. Niet mijn ouders, die keken niet naar Amerikaanse films (behalve mijn vader, naar The longest day, zie deze blog). Nee, je was onderweg, wilde makkelijk en goedkoop eten, geen sjiek gedoe.

Misschien heeft moreel leiderschap ook niet zoveel te maken met vriendelijkheid. Ze kunnen heel lomp zijn, die Amerikanen, maar als je niet meer op een boerderij woont maakt dat niet veel uit, je hebt nauwelijks contact met hen. Je wil vooral genieten, in de natuur met koffie in je eigen thermoskan of in een wegrestaurant. Die oppervlakkigheid moeten we koesteren.



Vertrouwd met stoffen - De wandtapijten van Marga-Tas

Ik heb al een weg afgelegd met mijn opvatting van het eigene. In de jaren tachtig leerde ik dat het om de Ander ging, en dat vervreemding zo...