maandag 18 augustus 2025

Praktische filosofie over luisteren is bere-interessant!

Mijn moeder stond erom bekend dat ze zo goed kon luisteren. Als kinderen zagen we ook een andere kant. Als mijn moeder had staan praten met een buurvrouw kwam ze doodmoe thuis. Ze had wel goed geluisterd naar die buurvrouw, maar was geïrriteerd dat die buurvrouw zo slecht kon luisteren. Mijn moeder vertoonde dus wel goed gedrag, maar werd daarvoor niet beloond. We hebben ervan geleerd dat luisteren vaak niet loont. Het levert je wel veel sympathie op, maar je voelt je toch miskend, met je irritaties.

Dit laat onverlet dat goed luisteren een deugd is. Er zijn nu in het politieke veld polarisatiedeskundigen werkzaam, zelfs filosofen, die ons aanraden dat we onze oordelen moeten opschorten en vaker moeten luisteren. Ze suggereren dat dit helpt om de polarisatie te verminderen. Dat zou je kunnen bevestigen met onderzoeken. Maar het interessantste vinden we toch filosofen die praktisch durven te denken. De onderzoeken komen met zoveel wirwar en complicaties dat ons dat niet snel verder helpt. Een praktisch filosoof is juist zo boeiend omdat hij afstand neemt van die wirwar zodat we weer durven handelen.

Zo kom ik bij mijn bewering dat praktische filosofie over polarisatie bere-interessant is.

Zelf beschik ik over te weinig ervaring om een oordeel te vellen over de effectiviteit van luisteren. Ik kan wel weer over mijn moeder beginnen, maar die kent niet iedereen. Uit mijn eigen ervaring weet ik dat mensen met uitvoerige verhalen en stellige oordelen het fijn vinden als ik naar hen luister. Zo voelen ze zich aangemoedigd om met nog meer verhalen en oordelen aan te komen. Luisteren kan dus het effect hebben van een katalysator.

De laatste jaren ligt mijn expertise iets meer bij filosofen als Plato. Die schreef gesprekken op die zijn leraar Socrates voerde met allerlei experts van zijn tijd. Plato heeft dus waarschijnlijk goed geluisterd. Maar de meeste experts werden nogal onderuit gehaald door Socrates, en zijn tijdgenoten raakten zo geïrriteerd door zijn benadering dat ze hem uit de weg ruimden. Socrates is dus geen erg goed voorbeeld voor iemand die gelooft in de deugd van het luisteren. En Plato presenteert zichzelf vooral als aanhanger van Socrates, hij stond niet zodanig boven de partijen dat hij een depolariserende rol kon spelen.

Met al mijn ervaring kom ik dus niet verder dan mijn bewering van zojuist, dat praktische filosofie over polarisatie bere-interessant is.

Werkvorm voor de zorg: Actief luisteren - Boom Management

donderdag 7 augustus 2025

Thuiskomen in metamorfoses

Ik vond het altijd fijn om ergens te vertrekken. Toen ik ouder werd vond ik het fijn om ergens terug te komen. Op een lange fietstocht kon ik me verheugen op mijn thuiskomst waar mijn moeder me stond op te wachten. Dan kon ik lekker vertellen hoe ver we waren geweest enzo. Mijn moeder reageerde altijd geïnteresseerd, maar na de zoveelste tocht nogal flauwtjes.

Nu is mijn moeder er niet meer, maar wel mijn zussen, daar in Limburg. Als ik er ben kom ik bij familie die het thuiskomen verandert. Zo zat ik bij mijn oudste zus en zei Inez dat ik even naar de wc moest. Daar stond een doosje met vogelzang. Dat voelde bijna als thuiskomen, de associatie met het nest, maar ook met de bijzondere dingen op de wc, zoals bij ons thuis de geborduurde vlinders van mijn moeder.

Bij mijn jongste zus keken we samen BB vol liefde. Er zijn allerlei Nederlanders met een BB in het buitenland die liefdeskandidaten op bezoek krijgen. Dat zijn ook weer Nederlanders. Zo opent zich weer een nieuwe ervaring van thuiskomen. Je vertrekt, want dat wil je. Maar in den vreemde creëer je je thuis naar het model van thuis. Dan kies je je partner naar het model van de mensen thuis. Nederlands, whatever that may be.

Je krijgt een intieme blik in onszelf als koloniaal. Je moest de wereld veroveren en missioneren. Je slaagde erin je daar - heel ver weg - thuis te voelen door die donkere ander als afzetpunt in te zetten. Zo vond je je identiteit zonder je trots als zelfstandige heer op te geven. In den verre was je meer thuis dan je thuis ooit had kunnen zijn.

Misschien dat mijn filosoof Agamben zoiets bedoelt met thuiskomen waar je nooit geweest bent. Hij gaat nog weer verder. Wij maar denken dat je echt iemand bent daar, in die landen. Maar hij zegt dat je een ander bent, het ik is een ander. Hooguit kun je zeggen dat je iets hebt. En wat je hebt is in wezen helemaal niets. Oké, denk ik dan, je neemt een boot vol kruiden mee en een hoop goud. Maar je blijft tegelijk naar de kerk gaan waar je hoort dat je daar iets had moeten brengen. Zo weten we nog steeds niet waar we thuis zijn, of dat ergens een plek is ofzo.

We zijn ook nog naar een museum geweest, met kunstwerken van een Antilliaanse schilderes (Rinella Alfonso) en van een Limburgse kunstenaar (Charles Eyck). Deze laatste past deels in het koloniale verhaal. Hij maakte religieuze kunst, bijvoorbeeld een expressionistisch Christusbeeld. Zo trok hij de aandacht van een arts op Curaçao die ook van kunst hield. Eyck kwam er voor inspiratie maar ook om iets te brengen. De prachtige huiveringwekkende olieverfschilderijen van Alfonso zou je kunnen zien als voortzetting van deze beweging. Ze brengt iets daar in Heerlen wat geïnspireerd is door Curaçao én door Eyck. Er gaat iets heen en weer, de plaats doet ertoe en doet er niet toe. De Geest waait waarheen Zij wil.

Het lijken wel spoken, op die doeken van Alfonso. Maar het zijn ook kammen. Huiselijke voorwerpen. Met tanden die kunnen bijten. Is de Geest soms een spook geworden? Ik zie mezelf weer terug in mijn kelderkamer, met dat schilderij van Van Gogh, die schedel met sigaret. De onderwereld onder het huis waar je woont en waar je vertrouwd bent met de geesten. Het kunnen je vrienden worden. Ze dragen altijd iets van wraak en gerechtigheid in zich.

Misschien zijn we toe aan een nieuwe thuiservaring, wie weet. We worden gedragen door bijvoorbeeld de kunst of wat we lezen. Of dat nu per se altijd unheimlich is... Met een leerling verkennen we in een werkstuk nu een soort omkering van Freud. Niet het huis maar het hotel. Je komt er thuis om te vertrekken. Je gastheer schuift de rekening onder je neus maar je had al betaald. Zo ben je in wezen onschuldig.

We verbleven in hotel Vaeshartelt, het vroegere lustoord van uitbuiter Regout. Je wordt verwelkomd door twee sfinxen die meteen herinneren aan Freud en de dwang om snel te interpreteren anders word je gewurgd. Kunnen we die sfinxen ook anders passeren? Ga ik toch weer naar de wc, de wc van onze vlinders en vogelzang. Nu pis ik in de bak met de letters Sphinx. Er stroomt weer iets, het voelt als thuiskomen.



vrijdag 6 juni 2025

Mend the gap - Frederiek exposeert onze vlinder

Laat je niets wijsmaken, de aarde is nog steeds het centrum van het heelal. In ander verband heb ik begrepen dat dit niet per se te wijten is aan narcisme of dogmatische verstarring. Het is ook iets in de wereld zelf, iets in de dingen wat ertoe komt om aan ons te verschijnen. Hoe de dingen aan ons verschijnen is in die merkwaardige gecentreerde structuur. Daarvan getuigen al deze blogs, ze zijn geordend naar de toevallige doch dwingende ordening van het ik (of wat dan ook) dat ergens ishier en nu.

Zo ook mijn dochter, een van de twee, Frederiek, die gisteren exposeerde met haar artistic research in Amsterdam. Het was een gigantische poster geworden met concentrisch geordende namen, met haar eigen naam als stralend middelpunt. Daaromheen de namen van haar ouders, daaromheen van haar grootouders enzovoort. Ertussen en eromheen de gegevens over haar familie voorzover die te maken hadden met textiel. Frederieks artistieke werk is vooral gerelateerd aan textiel. De suggestie is duidelijk, je kunt je afkomst zien als een enorm complex weefsel in materiële en metaforische zin. Via het weefsel kun je de wereld verkennen, je kunstwerk is zoiets als (weer een andere metafoor) een Hubble die om de aarde draait en je zicht op de kosmos verbetert, steeds meer verweven data oplevert.

De link met de geborduurde vlinders van mijn moeder was makkelijker te zien dan in mijn andere blogs van deze serie. Hoog in de poster een fotootje van een van de vier vlinders, met een lijntje gerelateerd aan de naam van mijn moeder. Er was veel wit omheen, het is work in progress en veel gegevens wachten nog op ontdekking. Of die ontdekte gegevens ook in artistiek of filosofisch opzicht essentieel zijn is niet per se gezegd. De dynamiek van de ontdekking is centrifugaal. Met elke ontdekking neemt het wit toe, en wel in grotere omvang dan die gegevens. Het wit zit overigens niet alleen aan de buitenkant, Frederiek gebruikte lang geleden al de muzikale metafoor interval om de relatie tussen de gegevens te typeren.

Dat het wit onze speciale interesse verdient lees ik ook in de beschrijving in de folder: 'Can textiles become a site for re-membering the past lives of women?' Met textiel zit je al gauw in het leven van vooral vrouwen, zeker in het verleden. Herinneren of gedenken is niet makkelijk wanneer de gegevens niet voor het oprapen liggen, de geschiedenis is het terrein van mannen. Je moet dus aan het werk, er moet onderzoek worden gedaan. In het geval van Frederiek betekent dit onder meer dat ze haar poster moest oprollen en op de fiets moest meenemen naar het Sloterpark, hopend dat niet alles volledig in de war zou worden geschud en gewaaid.

Als je de poster wil zien als een kunstwerk, zou je oog eerst kunnen vallen op de conceptuele laag. We zien namen en afbeeldingen waarbij de idee belangrijker lijkt dan de materiële uitwerking. De arbeid waaronder het fietsen van Frederiek en de arbeid van de talloze vergeten vrouwen aan hun textiel blijft ook in dit kunstwerk vooral zichtbaar op conceptueel niveau, de ervaring blijft op afstand, en is in zoverre een gap. Maar ook daarop heeft Frederiek iets bedacht. Als er iets ontbreekt in de gegevens, en ze ontdekt dit, dan gaat ze hiermee aan het werk. Het ontbrekende textielstuk kan bijvoorbeeld alsnog worden gemaakt. De kunstenaar kan hier de onderzoeker aanvullen: waar reconstructie niet mogelijk is, wordt de artistieke fantasie ingezet als hulpmiddel. De foldertekst gebruikt hier ook de term mending, het herstellen van een textielgat. (Op de terugweg in de metro hoorde ik weer 'Mind the gap', en dat heb ik met de titel van deze blog dus even hersteld.)

Het bescheiden streepje in de spelling van re-membering kun je misschien ook duiden als zo'n gap. Je bent altijd al lid van je familie, daar is geen ontkomen aan. Maar dit is een conceptueel inzicht, het komt steeds minder overeen met onze ervaring. De enorme familiestambomen bevatten vooral namen, jaartallen. Op tv ontdekken BN'ers dat ze een wonderlijke afstamming hebben, wat statusverhogend werkt. Ze staan weer eens extra in de aandacht.

Mijn moeder paste deels in die historische interesse. Ze las over koningshuizen en was geïnteresseerd in al die afkomsten en familierelaties. Het was geen re-membering van haarzelf maar van de vorsten waarvan nu eenmaal de gegevens al bekend waren. Via de poster van Frederiek zou ik er ook anders naar kunnen kijken. Allereerst natuurlijk naar het aandeel van de vrouwen in al die dynastieën. Door het symmetrische model (vader contra moeder als poort naar het verleden) is er vanzelf meer aandacht voor de vrouwen.

Daarnaast, en daarboven, is er die vlinder, de geborduurde vlinder.

Mijn moeder was niet artistiek in de zin dat ze schiep uit het niets. Ze nam patronen over uit de tijdschriften. Haar gevoel voor kunst had meer te maken met smaak, een bepaald soort smaak. Geen barokke overvloed, maar simpele figuren en kleuren. Op haar manier hield ze van eigentijdse kunst. Niet in een museum of een boek, wel in kerken. Kerken moesten liefst modern zijn, met veel beton en glas, en natuurlijk gebrandschilderde ramen.

Misschien krijgen we zo meer helderheid over dat streepje tussen re- en -membering. Het gaat over een streepje dat er al was voordat het gezet werd, het was er als gap. De foldertekst maakt het streepje zichtbaar, 'gives visibility' om een andere term uit de tekst te gebruiken. Het verbindt ons lidmaatschap van de familie met de herneming van dat lidmaatschap, de metamorfose ervan, zou ik graag zeggen met het oog op het symbool van de metamorfose bij uitstek, de vlinder.

Daarom stel ik voor om - althans binnen het frame van deze blog - artistic research te veranderen in artustic research, waarbij de aandacht valt op het verband tussen ars (kunst) en artus (ledemaat), kunst als mogelijkheid om het individu te veranderen in een lid of ledemaat rond de gap, het ongeziene, het vergetene, het nietige.



 

vrijdag 21 maart 2025

Kijken naar mijn moeder door de ruiten van poëzie

Het kan haast geen toeval zijn dat het vandaag 21 maart is. De vlinders vliegen uit, en daarmee gaan mijn gedachten ook naar mijn moeder. De geborduurde vlinders op onze wc, het erfstuk van mijn moeder. Ze stierf ooit op 21 maart. Dood en geboorte raken elkaar op deze dag.

Het kan haast geen toeval zijn dat ik me een week of wat geleden weer eens aan gedichten waagde. Op goed geluk koos ik een bundel van een bekende naam, de onlangs overleden Esther Jansma, en in de online bibliotheek kwam eerst haar bundel Eerst bovendrijven. Bovendrijven, ja, want water speelt een belangrijke rol in deze gedichten. Voordat er eerst was, was er water.

Kan ik een verband leggen tussen mijn moeder en water? Ja, niet zo moeilijk. Ons huis stond op grond die daarvoor moerassig was, vlakbij de Geleenbeek in Heerlen-Noord. Ik werd geboren in een huis op water. Later verhuisden we een straatje verder, wat meteen ook een paar meter hoger lag. Liepen we naar mijn geboortehuis, dan stroomde daar soms het water door de straat.

Het kan haast geen toeval zijn dat de bundels die ik lees gaan over de moeizame relatie tussen dochter-dichter en moeder. Eerst las ik Louise Glück, nu dus Esther Jansma. Ik lees: 'Je vindt me mooi? Ik ken de kou van mij/ in de uiterst aandachtige adem van mijn maakster/ liggen schamen. Nooit was ik genoeg.' De vrouw heeft pech dat ze nooit eerst is, de geschiedenis begint bij Jansma met Adam die bovenop de mast staat en daarna pas komt de vrouw.

Eerst maak ik dat Adam op een been op de mast/ van een schip is gaan staan. Het zijn de oerdagen// waarvan men zegt dat de zee al bestaat, het is/ de tijd dat niemand naar hem omkijkt en alles kan. (...) Hij vliegt niet weg want hij moet nog aan wal./ Hij moet haar nog ontmoeten die zijn ringvinger// boeit en appelboompjes aanwijst als schuldig.

Mijn moeder kreeg eerst - 'eerst' - twee dochters, die het heel moeilijk hadden en hebben. Toen ze mij kreeg was ik misschien wel de man, ik moest de man worden op de top van de mast. Totdat ik me realiseerde dat ik nog naar beneden moest, er moest nog van alles gedaan worden. 'Welkom bij de familie' zeiden mijn broers en zussen toen ik ook bezweek, alweer een tijd geleden, onder de toekomstdromen van onder anderen mijn moeder.

Moeizaam hoeft niet altijd tegen je te werken. Moeders weten alles van moeizaam, onze moeder had het ook niet makkelijk. Toch is ze ooit ontsnapt, aan de zwaarte van het boerenleven, naar de stad, de toekomst, haar kinderen. Het is de kunst om binnen die zwaarte de uitgang te ontdekken. Er wordt gezegd dat Jansma die in het slotgedicht ontdekt, 'Het raam uit, de dakgoot over': (...) het raam uit de dakgoot over tot het plat dat niemand/ beneden kan zien. En daar is het. In de winterse/ zeiknatte stilte drijft daar een windpraam van licht.'

Het kan haast geen toeval zijn dat Jansma betrokken was bij de opgravingen van Romeinse schepen rond Utrecht. Ze was gespecialiseerd in jaarringenonderzoek. Bij die praam zou je kunnen denken aan een schip, 'het plat'. Het schip brengt je misschien vanuit het huis in de wereld en de geschiedenis. Of ga ik nu te ver met mijn interpretatie, maak ik het gedicht te plat? Ja, de richting is eerder andersom, van de wereld terug naar huis.

'Ooit moet hij hierheen zijn gedreven op vreemde/ onwaarneembare stromen wellicht bij toeval/ aan de kade van loodgrijze daken zijn vastgeraakt/ en gebleven. Zie het deinen van schijnsel door de ruiten/ de vele planten die daarbinnen zijn gaan groeien.'

Ergo: vanaf die platbodem op dakgootniveau kun je weer kijken naar dat huis, dat begin, het gevaarlijke 'eerst'. Er blijkt toch nog van alles te groeien.

Romeinse oudheden bij Stichting Stadskraan en Museumwerf Vreeswijk |  Museumwerf

zaterdag 30 november 2024

Luisteren naar het zwijgen - Het toneelstuk Branden

Een van de geheimen van de groeiende autocratie is misschien de moeder. Verloskundige Beatrijs Smulders zegt zojuist in de krant dat het geen toeval is dat Trump, net als Stalin en Hitler, een bitch van een moeder had. Zo zou je ook het gewelddadige testorijke leven der mannen kunnen zien als voortborduren, al is het, - met Herman Finkers - borduren van harde porno.

Zit er dan toch een les in het toneelstuk dat hier gisteren werd opgevoerd? We zagen Branden van Abdel Daoudi, geschreven door de Libanees-Canadees Wajdi Mouawad. Veel spektakel, veel geweld, met inderdaad ook brand onder de toneelvloer, afgeblust met drie emmers water die in het graf van de moeder werden leeggegoten. Blijkens de recensies is het een stuk met een cultstatus, vijftien jaar na opvoering in Nederland opnieuw vormgegeven met andere acteurs, van wie ik alleen de geweldige Malou Gorter kende, de moeder.

Erover schrijvend, aarzel ik tussen twee opties. De ene is die van het testament, dat ik onlangs nog besprak naar aanleiding van de film Waarom Wettelen? De film had ook 'Moeders wil is wet' kunnen heten, naar het radioprogramma dat mijn moeder graag luisterde, met verzoeknummers, of, oké dan maar, 'Moeders wil is Wettelen', moeder wil niet hier worden begraven en daarom moeten we naar Wettelen, het wordt hoe dan ook een tocht, een zoektocht of pelgrimage. Moeder is heilig, wat verwarring brengt, en het besef van je komisch tekortschieten. Dat theatraliseer ik graag, en deze blogs zijn daar een uitvloeisel van. Ik probeer nog steeds te spelen dat ik kan voldoen aan moeders wet. In het toneelstuk wordt deze optie in mijn ogen gesymboliseerd door de clownsneus die de baby meekrijgt als moeder hem moet afstaan. Toch een soort van relikwie naar later blijkt.

De andere optie is die van het zwijgen. De moeder kan eigenlijk niet anders dan zwijgen na wat haar in de oorlog overkomen is. Daarvoor was ze 'de vrouw die zingt'. Maar bovenal was ze de vrouw die schrijft. Ze leerde ooit lezen en schrijven om te kunnen ontsnappen aan het eeuwige geweld dat maar doorging in haar dorp. Een testament heeft natuurlijk ook alles met zwijgen te maken. Je kunt het na je dood allemaal niet meer zelf vertellen, dus geef je brieven mee aan de testament executeur. En je zwijgt omdat je mede door dat schrijven op weer een andere manier bent meegezogen in de gruwelen, en je zwijgen een soort ideale registratie is geworden, een verbeterde versie van het schrijven.

Als er dus al een les te leren valt uit Branden, dan zou het kunnen zijn dat we even geen les moeten leren, maar moeten luisteren naar het zwijgen, en in dit geval dus naar het zwijgen in het spektakel. In de wet van de moeder zit dat zwijgen op een of andere manier geborgen, het geeft een draai aan dat spektakel.

(Ik veroorloof me hier een kleine verwijzing naar filosoof Agamben, die zijn bespreking van La société du spectacle laat uitlopen op het beeld van de nachtvlinder die danst rond de brandende nachtlamp en wordt verteerd (zie ook deze blog). Met die vlinder zijn we meteen weer bij het centrale beeld van deze blogserie, de vier vlinders die mijn moeder ooit heeft geborduurd en die hier hangen aan de wc-muur, een zwijgend testament.)

Mijn moeder kon zwijgen, vooral 's ochtends, als ze weer slecht had geslapen en boos of verdrietig was. Het bracht me van slag. Misschien heb ik mijn belangrijkste geschenk dat ik van haar kreeg, de boeken die ze voor me meebracht uit de bibliotheek, wel met dat zwijgen geassocieerd. Misschien is mijn lezen en schrijven een poging om in verwarring te voldoen aan de wet die ik meende te bespeuren in mijn moeders boze, geïrriteerde - of verdrietige - zwijgen. Zo trok ik het me altijd aan dat ik mijn moeder teleurstelde. Ik ben geen arts geworden, ik ging samenwonen in plaats van trouwen, ik wisselde van studie. Het is vooral het zwijgen dat me trof, en waarvoor ik gevoelig ben gebleven en dat ik heb opgezocht zoals de vlinder de nachtlamp.

Het is moeilijk om in het schijnsel van zo'n brandende lamp de koude bitch goed te onderscheiden van het liefdevolle warme hart. Dat verklaart misschien waarom we zo'n gespannen relatie hebben met onze broers en zussen. We zoeken elkaar op om ermee te leven, maar zijn daar vaak niet toe in staat omdat we ons niet opgewassen voelen tegen die enorme sublieme wet, moeders wil, en dan schiet het gebaar van de vader (een soort Phersu, de clown, zie ook deze blog) tekort. In het toneelstuk wordt de verstrengeling van broers en zus naar een culminatie gebracht, met de drive van Sophocles. Dat werkt bevrijdend in twee opzichten, naar het model van Aristoteles. Enerzijds zijn wij opgelucht dat ons lot een stuk draaglijker is dan dat van de personages, anderzijds hebben we de uitersten gezien waardoor we ons kunnen uitleveren aan de sfeer van het gemengde en gemiddelde, na het spektakel hebben we even geen spektakel meer nodig. Katharsis, 'reiniging van emoties'.

De gevaarlijke kern waar de vlinders in dit stuk naar dansen is dat liefde mogelijk is, zelfs voor de ultieme monsters met wie ons politieke lot steeds meer verbonden raakt. Begrip, zouden we de toneelschrijver willen antwoorden, begrip, geen liefde alsjeblieft. Dan komt het te dichtbij. Dan wordt het allemaal te christelijk, in de extreme varianten nog wel van een Christus of van de martelaren. Liefde kan alleen komen van de moeder, en neemt dan die dubbele vorm aan van het zwijgen en het testament.

Of nee, toch niet, we waren het zingen even vergeten. 'De vrouw die zingt', zo stond de moeder bekend in de gevangenis na haar gelukte aanslag op de bendeleider. Ergens in mijn voorgeschiedenis moet ik die verbinding zien terug te vinden. Mijn moeder zong niet, maar ze zette wel graag plaatjes op. En ze was opgevoed met de spiritualiteit van de franciscanen, de 'narren Gods', er was dus wel degelijk een band tussen zingen, clownerie en liefde.

Daarmee lijkt dan toch een les te kunnen worden gelezen uit Branden. Om hoop te koesteren, of kracht om het leven aan te kunnen, moet je misschien niet kijken naar de donkere toekomst. Je kunt ook teruglezen, het verleden in, en dan stuit je op iets dat door alle spektakel heen leesbaar wordt, hoorbaar.

Too Much and Never Enough — the scathing new Trump memoir



donderdag 1 augustus 2024

Vertrouwd met stoffen - De wandtapijten van Marga-Tas

Ik heb al een weg afgelegd met mijn opvatting van het eigene. In de jaren tachtig leerde ik dat het om de Ander ging, en dat vervreemding zowat de minimumervaring van de kunst moet zijn. Ik moest mezelf vreemd worden, me exposeren aan de Ander, ook binnen mezelf. Later begreep ik dat ik toen al bezig moet zijn geweest met toeëigening, van de voor mij vreemde en onbegrijpelijke teksten van de filosofie. Ik maakte me die teksten eigen, waardoor ik weer de verdenking op me laadde dat ik niets meer te zeggen had: Anton, je noemt nou alweer filosofen, maar wat denk je nou zelf?

Misschien drukt de titel This is not the end of the road wel uit welke weg ik aan het afleggen ben. Tussen haakjes, wat een vreemde uitdrukking eigenlijk, dat 'afleggen', alsof je de laatste stap zet in het afscheid van een vertrouwd lichaam van iemand die je eigen was. Bijvoorbeeld mijn moeder, aan wie deze blogserie gewijd is. De weg die ik afleg is nog niet afgelegd, dit is niet het einde. Mijn moeder is nog warm en is nog bij me.

De titel hoort bij een expositie in museum Bonnefanten, van de Poolse kunstenares Malgorzata Marga-Tas (1978-). Ze werkt met stoffen die ze uit een andere omgeving haalt, die eerst hebben gefunctioneerd als kleding, lakens, gordijnen. Je zou dus van vervreemding kunnen spreken, de manier waarop de stoffen waren gebruikt is afgelegd, de stoffen komen vrij voor ander gebruik, en wel voor de kunst. Marga-Tas borduurt niet of nauwelijks, maar er is zeker wel sprake van voortborduren.

Dat is bijvoorbeeld te zien in de indrukwekkende serie wandtapijten met de titel Re-enchanting the world. Marga-Tas heeft zich laten inspireren door een serie fresco's in Ferrara, in het Palazzo Schifanoia. Centraal staan daar de tekens van de dierenriem, aan elk teken is een fresco gewijd. Het bestaat uit drie lagen: bovenaan taferelen uit de Griekse mythologie, in het midden het teken van de dierenriem met drie persoonlijkheden die daarbij horen, en onderaan taferelen uit het dagelijks leven van de hertog van Ferrara. Marga-Tas borduurt hierop voort, in de zin van toeëigening, door taferelen van het Roma-volk uit te beelden en vooral van vrouwen. Dat heeft natuurlijk wel een vervreemdend effect, maar zou je evengoed of beter vertrouwd maken van het vreemde kunnen noemen. Als je naar die wandtapijten kijkt wordt de vreemde wereld van de Roma vertrouwder. Je komt ermee in contact alleen al vanwege het materiaal, de stoffen die de blik doorleiden naar het tastzintuig.

Tegenwoordig geen kunstwerken zonder filmpjes erbij. We zien de kunstenares in actie met helpers, die vaak ook de personen zijn die worden afgebeeld en de helden van haar alledaagse taferelen (misschien was dat bij die hertog van Ferrara ook al zo). Ze staat op een verhoging, de tapijten liggen op de grond, en ze heeft het overzicht zodat de figuren op de juiste plaats in de compositie worden geschoven. Dan worden ze vastgenaaid op de achtergrond, met de hand of de machine. En dan hoeft alleen nog het fluweel te worden geborsteld, de achtergrond van de middenlaag. Ik weet niet meer welke term Marga-Tas voor dat fluweel had, maar vriendelijk was die zeker niet. Vreselijk karwei, je bent bijna klaar maar het is nog niet the end of the road. Je moet nog verder.

Bijzondere aandacht had ik natuurlijk voor 23 oktober, de geboortedag van mijn moeder. Op mijn mobiel zag ik dat deze bij sterrenbeeld Weegschaal hoort, maar volgens een andere site bij Schorpioen. Ik zit nu in een dilemma. Hoe breng ik de wandtapijten in verband met mijn moeder, toch het patroon van deze blogserie? Daarbij komt nog het dilemma of ik niet ook voor de sterfdatum van mijn moeder kon kiezen, 21 maart. Enfin, ik koos voor de geboorte en voor Weegschaal, ook al omdat daar een geboorte staat afgebeeld. En wel in de bovenlaag, de laag van de mythologische taferelen van het Roma-volk.

We zien drie vrouwen, bij bomen en een liggend paard. De barende vrouw, de vrouw bij haar hoofd en de vrouw die het kind uit haar helpt brengen. Deze laatste vrouw heeft een opvallende rode jurk aan, waardoor je zou kunnen denken aan bloed, of aan een feest, de kleur heeft de gevoelswaarde beginnend leven. Misschien verbindt die rode kleur dit tafereel ook wel aan de onderste laag. Daar zien we een vrouw in de weer met een kip, die ze slacht of plukt. Daar zie ik juist weer geen bloed, maar wel een gezellige huiselijke sfeer, met een man, een jongere vrouw, kinderen en een hondje. Alles en iedereen is in vrede bij elkaar, mens en dier, dood en leven, buiten en binnen.

Elk tapijt is omlijst en daarmee ook afgescheiden van de andere tapijten met twee afbeeldingen van Griekse zuilen met cannelures. Je zou dit een vervreemdend element kunnen noemen bij die Roma-mensen en Roma-cultuur, maar evengoed of beter kun je het zien als het helpen brengen van die cultuur binnen de onze, waar kunst als iets heiligs en verhevens wordt gepresenteerd. De zuilen verwijzen kortom naar onze toeëigening, we accepteren die wandtapijten als iets dat het waard is om te worden getoond op een belangrijk podium, waar kunst in principe onaantastbaar is.

Het kunstwerk met de wandtapijten werd door Polen gezien als waardige vertegenwoordiger voor de Biennale van Venetië in 2022. Nog ten tijde van PIS liet Polen met deze kunst een ander gezicht zien, anders dan hoe wij nog vaak naar Roma kijken, als exotisch, of misschien ook hulpbehoevend, vanwege de vijandschap van het Hongarije van Orbán. Hier zien we kunst die al is erkend, die door Bonnefanten al deels is aangekocht, het is een gepasseerd station, hoewel nog niet 'the end of the road'.

Nog even terug naar mijn moeder. Misschien zou zij als ze deze tapijten had gezien eenzelfde reactie hebben gehad als twee Maastrichtse oudere vrouwen. Ik hoorde hen in dialect praten over de indruk, de imposante hoeveelheid. Dat terwijl deze kunst toch allemaal ook de associatie oproept met onze gewone kleren, gordijnen en de technieken van stofbewerking. De vrouwen verdiepten zich niet in de Roma, de geschiedenis die werd uitgebeeld, de symboliek, waar je jaren op zou kunnen studeren.

Voor weegschalen is contact en verbinding heel belangrijk. Een gespannen sfeer gaan ze liefst uit de weg. Mijn moeder liep weg als ik met mijn vader felle discussies voerde over Amerika, het communisme en Vietnam. Toen ik later met mijn vriendin en een ander stel ging samenwonen was mijn moeder zo boos dat ze mijn kleren niet meer wilde wassen. Een tijd later was ze dit weer vergeten en vroeg ze me waarom ik mijn kleren niet meer meebracht om ze te laten wassen.

Malgorzata Mirga-Tas, uit Re-enchanting the World 

 


woensdag 24 juli 2024

Opgeslorpt door een oude moeder - De film Thelma

Als iemand bijzonder is, en wie is dat nu niet, vinden we dat iets moeilijks. Dat moeten we verlichten. Dus kan het wel zo zijn dat we ernaar streven om met die moeilijke mensen samen te leven, en dan kan het ook nog eens gebeuren dat we van ze gaan houden. Daarvoor hebben we fantasie nodig. Beelden die ons opslurpen zodat wij de bloem zijn of de kolibrie. Bijzonder en toch onzeker wie van de twee, bloem of juist die kolibrie.

Model daarvoor staat de moeder. Met je moeder was je al versmolten voordat je werd geboren. Daarom willen we in iedereen de moeder zien, of een afsplitsing, eventueel een verre afsplitsing. Een dier, een plant kan ook. Dat zijn fantasieën die ons verder helpen. Aristoteles bedacht ooit dat in zijn tijd de tragedies werden opgevoerd (waarin de held zelfs trouwt met zijn moeder) omdat we zo'n lol hebben in nabootsing. Er wordt iemand nagedaan, of een situatie in het leven, en dat is huilen of lachen. Het is een soort doorspoeling (katharsis) van onze emoties.

Kom ik dus nu met mijn theorietje dat je dat kan helpen om met moeilijke mensen samen te leven of zelfs van hen te houden. Dan maken we er groepen van, categorieën, en dat past ook wel bij hoe Aristoteles naar de dingen keek. Het lijkt of we een moraal aan het fabriceren zijn, hoe je je moet verhouden tot bepaalde groepen, zeg maar mensen die het moeilijk hebben, wat ons medelijden oproept, of mensen die erg vervelend zijn, zodat we blij zijn dat we die mensen juist niet zijn. Als we dan eenmaal die emoties hebben, kunnen we ze doorspoelen (katharsis) en weer verder alsof er niets gebeurd is.

Gisteren was ik met Maarten weer eens naar de film, Thelma, om onze emoties door te spoelen ofzo, en het ging over een moeder (check), behandeld als voorbeeld van een groep die het moeilijk heeft (oude mensen) en moeilijk zijn (we moeten iets met hen) (check). De optredende moeder was ook nog eens een imitatie van de echte moeder van de regisseur, die hij na de aftiteling nog even in beeld bracht, met een imitatie van een scène uit de film. Dan is het al wel heel erg Aristoteles.

Nu is bekend (bijvoorbeeld van De naam van de roos, boek en film) dat Aristoteles zijn theorie wel een beetje had uitgewerkt voor de tragedie, ook voor de komedie, maar dat deze laatste niet bewaard is. Die moeten we er zelf bij denken. De film Thelma is duidelijk een komedie, bedoeld om te lachen, en bij mijn theorietje heb ik deze film in gedachten. We lachen om de oude Thelma (93) die helaas opgelicht wordt, maar erg daadkrachtig is en haar geld bij de schurk gaat terughalen. Ze rooft zelf een scootmobiel bij een oude vriend in het verzorgingstehuis, neemt die vriend ook nog mee en ze gaan de straat op.

O ja, er is nog een stukje imitatie in het spel, omdat Thelma zat te kijken naar Tom Cruise, die al zijn stunts zelf doet. Er werd niet bij verteld dat - ik dacht zelfs precies bij die scène - Tom zijn been brak, maar Thelma komt er ook niet helemaal ongeschonden uit. En ik moest nog voor ik die film zag denken aan Thelma & Louise, een actieroadmovie van weer een bijzondere groep, vrouwen in plaats van mannen.

Actiefilm, Aristoteles... er moet een plot bij, zegt Aristoteles, dat wordt afgewikkeld volgens een bepaald patroon. Ik moest denken aan een oud-collega van Maarten en mij, die leerlingen opdroeg dat patroon in films te ontdekken. Dat roept weerstand op, bij mij althans, ik ga die film dan zien als een morele les en de film wordt overstemd door een leraar die gezag opeist. Maar deze film Thelma was best goed, en bouwde zijn eigen weerstand in.

Zoals die bloem met kolibrie (check) die in beeld kwam toen Thelma een revolver ging stelen bij een oude vriendin, die zat te kijken naar een natuurprogramma op tv. Het is een contrastbeeld, die kolibrie hangt in de lucht, slaat zo snel met zijn vleugeltjes dat je de beweging niet meer ziet. Je kunt rustig een paar trappen op strompelen, revolver stelen, weer terugkomen, en dan hangt die kolibrie daar nog steeds. De actie roept dus niet alleen maar actie op, maar ook tegenactie, in dit geval zelfs non-actie, en die non-actie zegt evenveel, zo niet nog meer, over de film.

Afijn, Thelma komt met haar Ben aan bij de plaats waar ze haar geld naartoe had gestuurd, en moet daar gaan zitten wachten op de schurk, die het vroeg of laat zal komen ophalen bij postvak 21. Zolang zitten ze op een bankje, en dan haalt Thelma haar borduurwerkje uit de tas. Ze zet haar bril op en gaat rustig zitten borduren. Het is het perfecte midden (ook dat past weer bij Aristoteles) tussen felle actie en de echte freeze van de kolibrievriendin. Je doet iets, maar ook weer niet iets dat je langer dan nodig in beeld moet brengen.

En zo komen we dan toch weer bij mijn eigen moeder, en de geborduurde vlinders die hangen op onze wc. Mijn moeder leek verder echt niet op Thelma. Toch kun je mensen weer niet zo makkelijk in groepen indelen, het een roept het ander op. Als je goed kijkt zie je hoe kolibries bloemen zijn, bloemen geborduurd worden, en waarom dan niet ook vlinders... Ik zie mijn moeder nog zuchten als we op vakantie moesten, maar dan kon ze in onze kleine Renault 4, waar we met zijn zevenen in zaten, met plezier wegkruipen in de kattenbak, tussen de etenstassen en de koffie. Beetje roadmovie.

Kolibrie en bloemen, kolibrie tijdens de vlucht, wilde vogels en bloemen, voor vogelliefhebbers, voor natuurliefhebbers, Titel: Waar te beginnen afbeelding 1

Praktische filosofie over luisteren is bere-interessant!

Mijn moeder stond erom bekend dat ze zo goed kon luisteren. Als kinderen zagen we ook een andere kant. Als mijn moeder had staan praten met ...