zondag 28 april 2024

De vlindertuin van Emmen

Het koningshuis heeft steeds minder nut. Het loopt zijn kilometer, schudt handjes en drukt zijn kus af op de hand van een vrouw.

Het heeft zijn verjaardag goed gekozen, het is tijd voor vlinders. Die zie je bijna niet meer, dus alle reden om zelf vlinder te worden, te fladderen over je parcours, je dagen te leven, je eitjes af te leggen.

Zo durf ik rustig te beweren dat het koningshuis een moeder is, en dat moeders moeders aantrekken. Uit Duitsland komen de moeders naar Emmen omdat ze Maxima zo'n tolle Frau vinden.

(Op ons achttiende kropen we uit onze cocon, 's nachts wachtten we op Victoria Station op de trein naar moeder, een Duitse bekende me uren achtereen haar liefde voor ons koningshuis.)

En ja, die fragiliteit, wat die beveiligers verklaart rond het koningsparcours. Gisteren naderde onze bus een kruispunt waar een vrouw in scootmobiel nog net voorlangs kon. Op haar hoofd twee wapperende oranje handjes.

In mijn moeders laatste jaren gingen we naar het Noorder Dierenpark. We raakten er even ons dochtertje kwijt. Mijn moeder verlangde heftig naar de vlindertuin, alles was fladderend bij elkaar.

Veel beveiliging langs route Oranjes, maar 'majesteit werd niet op de huid  gezeten'

dinsdag 12 maart 2024

Modder

Moeders zijn specialist in roddel. Ze praten over wie er voor het raam langs loopt. Mijn moeder had het over tweeverdieners. Tegenover roddel staat opscheppen. Mijn moeder luisterde geduldig en afgunstig naar de moeders die hun kinderen de hemel in prezen. Pas achteraf kon ze afgeven.

Roddel is de combinatie van afwezigheid en betrokkenheid. We hebben onze biergroep waarin we ons pleintje doornemen. Een minderheid van mijn biergroep woont er nog, maar juist daarom. We zakken verder in de modder. Ergens tussen lijkkisten, baksteenwoestijnen, aan de rand van de modder denken we aan die prachtige plaats waar we over blijven praten.

Moeder modder. We lopen langs de rand om natte voeten te mijden. Het klimaat warmt op zoals onze moeders de aardappels. Beetje mayo en slikken. De machines zakken in het water, ons bekruipt moedergevoel.

Modder is waarin je wegzakt. Ons verlangen is zo waanzinnig dat we erin blijven. Geboren worden was niet ons fort, liever zakten we terug. Vandaar dat we ons klompenpad lopen langs de voedselbosjes. Het had iets kunnen worden, zij het nauwelijks moeders wet.

Ze zeggen telkens opnieuw geboren, zevenmaal je feestje. Zo volledig wegzakken dat je happend bovenkomt, bovengetrokken door de zorg. Dat is pas leven. En dan weer wegzakken. Dit wil je vaker meemaken, bovenkomen en zakken. Het blijft zuigen.

De Zegge kreunt onder overstromingen: “De natuurgebieden doen dienst als  rioolputje” (Geel) | Het Nieuwsblad Mobile

woensdag 21 februari 2024

Betrouwbare vrienden

Mijn moeder vond altijd belangrijk of mijn vrienden wel betrouwbaar waren. Als ik het over sommige vrienden had zei ze: 'Van hem kun je tenminste op aan.' Dat zal verklaren waarom ik niet veel vrienden heb. Een van hen ken ik al vanaf mijn zevende. Mijn moeder koesterde een diepe haat tegen hem. Wel is deze vriend voor mij betrouwbaar. Betrouwbaarheid kan zich dus zomaar tegen je keren.

Vriendschappen, zou je misschien moeten zeggen, zijn voor mij een manier om voort te borduren op mijn moeder. Zij is alweer 23 jaar geleden overleden, en in sommige aspecten, waaronder de waarde van betrouwbaarheid, zet ik haar ethos voort, haar leven, haar dromen. Misschien hebben ook de dwarse aspecten van dat leven voor mij betekenis. Ook bij mijn vrienden kan de betrouwbaarheid zich tegen mij keren.

Gisteren vertelde een van mijn vrienden in een lezing over zijn vriendschap, een groep vrienden die elkaar al vanaf hun jeugd kennen. In ons gepolariseerde klimaat zijn de meesten van hen naar de overkant geëvolueerd, ze geloven niet in het klimaatprobleem en zien de immigratie als ons belangrijkste probleem dat we moeten oplossen door de immigranten tegen te houden. Martien voerde lange gesprekken met die vrienden, maar kon hen niet overtuigen. Het gaat hier ook niet om gewone meningen, maar om dingen van een veel objectievere aard en van groot belang voor ons land. Als we het klimaatprobleem niet oplossen krijgen we allemaal natte voeten.

Bij Martien komen vriendschap en diepgaande verschillen dicht bij elkaar. Hij gebruikte daarvoor de bekende term van filosoof Jean-François Lyotard (1924-1998) strijdigheid, in het Frans différend. Meningsverschillen en praktische problemen kun je oplossen, je kunt erover praten of ze voorleggen aan een derde instantie, de rechter. Lyotard sprak dan van een litige, een geschil. Zo niet een strijdigheid. Je kunt dan wel een keuze maken, maar die lost de strijdigheid niet op. De interessante kwestie van Martien was nu wanneer het wijs is om je te begeven in een strijdigheid, wetend dat je er niet uit zult komen. Maar ja, het zijn wel je vrienden hè?

Ik realiseer me dat ik in een derde alternatief beweeg. Filosofen zoeken graag naar dilemma's, die toch ook een vorm van strijdigheid zijn. Het is een soort verantwoordelijkheid of erekwestie om bij een gesprek meningsverschillen te zoeken, uit te vergroten, aan te scherpen. Lyotard zei al in het begin van zijn boek Le différend dat hij de 'eer van het denken' wilde redden, sauver l'honneur de la pensée. Met de formule voortborduren, de titel van deze blogserie, lijk ik iets anders te doen. Ik zoek iets bij mijn vriend dat me inspireert en probeer dat tot uitgangspunt te gebruiken voor een extra beweging in het denken.

Overigens deed Martien dat eerder al met mij. Vlak voor zijn lezing sprak ik hem, en hij zei: 'Anton, ik ga een term van jou gebruiken, geboorteloterij.' Het duurde even voordat ik begreep waar hij het over had, maar toen herinnerde ik me dat ik de hele kwestie van de immigratie in verband had gebracht met de contingentie, de toevalligheid, van de plaats waar je geboren bent. Wat maakt het nu uit met wat voor motieven een migrant naar Nederland komt? Als hij komt omdat hij hier geld kan verdienen vind ik het lastig om hem tegen te houden omdat wij recht zouden hebben om hier ongestoord te wonen. Waar zou dat recht op gebaseerd moeten zijn?

Je snapt, het heeft op een bepaalde manier met mijn moeder te maken. Zij was Nederlands, dan ik ook. Maar het had net zo goed anders kunnen zijn. Mijn moeder had met een boer kunnen trouwen, waarvoor hier in haar tijd vaak weinig plaats was, en net als nogal wat familieleden naar Noord-Frankrijk kunnen uitwijken. Mijn moeder wist hoe hard het leven daar kon zijn, ze las Boerin in Frankrijk, een destijds beroemd boek van Wil den Hollander over een Nederlandse boerin die met haar echtgenoot emigreerde. In plaats daarvan trouwde mijn moeder met mijn vader, geen boer maar een kantoorman van de stad.

Het belang dat mijn moeder hechtte aan betrouwbaarheid had zeker alles te maken met de onbetrouwbaarheid van het bestaan, met de harde kanten van het leven. Zelf had mijn moeder graag geneeskunde willen studeren, wat voor haar onmogelijk was, en zeker ook daarom hoopte ze dat ik dat ging doen. Ik kwam dicht in de buurt, in 2001, toen ik solliciteerde naar een onderzoeksfunctie in Maastricht voor een project over anatomische tekeningen uit de zeventiende eeuw die werden gebruikt voor geneeskunde. Ik zou dan in de buurt van mijn moeder zijn gaan wonen. Maar op dezelfde dag dat ik de onderzoeksleider sprak overleed mijn moeder onverwacht. Zes weken later belde de onderzoeksleider me dat ze een andere kandidaat hadden gekozen.

Het rare van contingentie is dat er altijd een schijn van logica over hangt. Het lijkt alsof er een samenhang is tussen mijn mislukking in de geneeskunde en het overlijden van mijn moeder. Ik borduur voort op dat overlijden door me niet met geneeskunde bezig te houden. Er zit een raar soort betrouwbaarheid in dingen die met elkaar wrijven, in de strijdigheid. Lyotard zegt: je moet aansluiten met een zin bij de vorige zin. En die zin is strijdig. Het had ook een andere zin kunnen zijn. Je kunt niet anders dan aansluiten (voortborduren) maar nooit wordt het een mooi, sluitend geheel.

Zou je deze gedachte aanscherpen, dan zijn zaken als liefde en vriendschap onmogelijk. In een andere blog (zie hier) heb ik Lyotard proberen te harmoniseren met 'liefdespolitiek' rond de ervaring van het komische. Voor Lyotard had het buiten werking stellen van de wet te maken met paganisme, een 'heidens' disrespect voor de wet dat niet tragisch is maar komisch. De pagus is iemand van het land, en natuurlijk moet ik opnieuw weer denken aan mijn moeder, die (geboorteloterij!) afkomstig was van een boerderij aan de Belgische grens. Ze zat een paar jaar op een Franse kostschool, met heimwee, maar leerde wel Frans. Het heeft zeker meegespeeld in mijn lange kennismaking met Franse filosofen, onder wie jarenlang ook Lyotard.

Het pagane disrespect kan samengaan met trouw. Anders zou vriendschap onmogelijk zijn. Wat een grappige situatie eigenlijk als je met vrienden opgescheept zit met foute opvattingen! En wat mooi als je die vriendschap kunt gebruiken als mooi voorbeeld voor een lezing over morele dilemma's! Ook de loterij is hier niet ver weg. We hebben maar in zeer beperkte zin de zeggenschap over onze vriendschap. Je wil met hen breken als ze zulke foute opvattingen hebben, maar merkt dat je dat niet kunt. Dan probeer je er maar het beste van te maken, dan maar praten over voetbal, dan maar pizza eten.

 Boerin in Frankrijk, Hollander-Bronder Wil den | BoekenWebsite.nl

zondag 14 januari 2024

Amerikaanser dan we dachten

De Amerikanen waren meer iets voor mijn vader. Ze kwamen toen hij zestien was en leerden hem roken. Dat verklaart waarom ik mijn vader nooit heb zien roken (en drinken trouwens ook niet). Een slimme arts maakte hem duidelijk dat hij zichzelf aan het vernietigen was, en toen is hij subiet gestopt. Misschien ging dus zijn Amerikanenliefde niet erg diep. Hij dacht graag terug aan hun bevrijdingsacties, en verdedigde de Amerikanen in felle discussies met mij toen ik zestien was.

Mijn moeder vertelde eens over de Duitsers die in de oorlog verblijf hielden op de grote boerderij. Later kwamen de Amerikanen. Ik heb een slecht geheugen maar weet zeker dat ze de Amerikanen minder vriendelijk vond dan de Duitsers. Misschien gaat het te ver om te zeggen dat mijn moeder hield van Duitsland, maar ze ging er graag naartoe. Wandelen, eten, op vakantie. Qua taal had ze meer met Frankrijk (ze had in haar jeugd op een Franstalig soort internaat gezeten, vlak over de grens in Fouron-le-Comte). Maar qua ergens graag zijn was het dus eerder Duitsland en de vriendelijke Duitsers.

Ik dacht van mezelf ook heel lang dat ik meer voor de Duitsers was, dat ik met mijn leven en voorliefde voortborduurde op het Duitslandgevoel van mijn moeder. Misschien niet zozeer de taal, wel dat ik er graag heen ging toen ik zestien was. Nu denk ik daar toch weer iets anders over. Als ik nog verder terugdenk keek ik graag naar de Duitse tv, net als bijvoorbeeld mijn half-Twentse achterbuurjongen Arno. Wat keken wij? Lederstrumpf, Winnetou, Der Schatz im Silbersee. Duitse films, geacteerd door Duitsers. En de verhalen waren geschreven door Karl May, ook weer een Duitser (zie ook deze blog). Vriend Hans had de hele serie, in vertaling weliswaar, maar toch.

We speelden al heel vroeg kojbojtje, waarbij we elkaar om de haverklap doodschoten. Later gingen we sjtreupe in de bosjes, geen hazen vangen maar gewoon ons door die struiken slaan. Later gingen we nog weer verder van huis en legden we op twee kilometer een arsenaal aan, en probeerden we - vergeefs - pony's te bestijgen. Nog weer later gingen we met dolken op de Brunsummerheide takken afsnijden en schillen. Op vakantie in de Voerstreek leerde mijn vader ons pijl en boog te maken van wilgentakken.

Kan zijn dat ik op die manier afstand nam van mijn moeder, maar misschien ook niet. Behalve de buitenavonturen zat ik graag binnen te lezen, bij het getik van haar breipennen en de plaatjes klassieke muziek die met een klap omlaag vielen als het vorige plaatje klaar was. Het kon van alles zijn wat ik las, maar zeker ook cowboy-avonturen, later vooral Arendsoog en Witte Veder. Het neerschieten van Indianen was achteraf gezien een nogal lompe, onvriendelijke kennismaking met hun edele geest, Winnetou had evenveel gezag als Jezus Christus.

Op fietstochten konden we flinke afstanden afleggen, maar steeds zag ik in gedachten al mijn moeder als ik zou thuiskomen met het precieze aantal kilometers en de afgelegde route. Mijn moeder kon natuurlijk niet adequaat reageren, maar mijn vader, die dat wel goed kon volgen en waarderen, was op zijn werk en mijn moeder was thuis, en dat telde uiteindelijk. Ik wil maar zeggen: er loopt een lijn, een nogal grillige lijn, van mijn moeder naar mij via de Amerikanen.

Het waren vooral fantasie-Amerikanen, niet te vergelijken met de werkelijke Amerikanen van mijn vader. Heel vaag herinner ik me Walter Baetzel, de militair uit Wisconsin die met zijn familie bij ons eventjes logeerde, en met wie mijn vader correspondeerde. De fantasie-Amerikanen konden heel onvriendelijk zijn, maar misschien waren ze in wezen wel goede mensen. Niet alleen omdat ze ons bevrijd hadden, maar ook omdat ze de mannen achter de schermen waren voor alle dingen die ik belangrijk begon te vinden: met name de vredesbeweging, het vreedzame Europa dat begon met gesprekken tussen Duitsers en Fransen op initiatief van de Amerikanen.

Op die rol van de Amerikanen kom ik dankzij de onlangs overleden historicus Mathieu Segers. Hij benadrukt volgens het interview in de Volkskrant (zie hier) de rol van de Verenigde Staten in de Europese integratie na de oorlog. We denken dan vooral aan het Marshallplan, maar de Amerikanen toonden ook moreel leiderschap. Je zou dit het derde gezicht van de Amerikanen kunnen noemen, naast de Indianendoders en de onvriendelijke logé's op mijn moeders boerderij. Het vierde gezicht zou dan de Amerikaanse cultuur kunnen zijn, met Mickey Mouse en de heroïne die uit Vietnam met de Amerikanen in Heerlen kwam. Tussen al die gezichten is het niet makkelijk dat moreel leiderschap te ontwaren. Daarvoor heb je de distantie nodig van driekwart eeuw en dus van de historicus.

Terugkijkend op mijn jeugd zie ik hoe ik die vormende rol van de Amerikanen heb onderschat. Mijn interesse in Duitsland was vooral interesse in hun fascinatie voor Amerika. Toen ik later in Oost-Europa kwam, idem dito. Hun verlangen naar vrijheid en democratie ging over de rug van Europa uit naar Amerika. Mijn filosofische helden waren anti-Amerikaans, met name Sartre, maar de Parijse naoorlogse cultuur was vooral een explosie van hedonisme en oppervlakkige diepzinnigheid, gebracht door de Amerikanen. Nu moet ik oppassen dat ik niet ga drammen, mijn moeder zou zich omkeren in haar graf.

Een trekje verraadt wel affiniteit van mijn moeder met de Amerikaanse cultuur. Mijn ouders gingen graag naar Duitsland, waar ze gingen eten bij een Turks restaurant. Maar een aantal jaren gingen ze nog liever naar een wegrestaurant naast een tankstation, bij Eupen. Je had daar het gevoel dat je in een Amerikaanse film zat, zou ik zeggen. Niet mijn ouders, die keken niet naar Amerikaanse films (behalve mijn vader, naar The longest day, zie deze blog). Nee, je was onderweg, wilde makkelijk en goedkoop eten, geen sjiek gedoe.

Misschien heeft moreel leiderschap ook niet zoveel te maken met vriendelijkheid. Ze kunnen heel lomp zijn, die Amerikanen, maar als je niet meer op een boerderij woont maakt dat niet veel uit, je hebt nauwelijks contact met hen. Je wil vooral genieten, in de natuur met koffie in je eigen thermoskan of in een wegrestaurant. Die oppervlakkigheid moeten we koesteren.



De vlindertuin van Emmen

Het koningshuis heeft steeds minder nut. Het loopt zijn kilometer, schudt handjes en drukt zijn kus af op de hand van een vrouw. Het heeft z...