zondag 14 januari 2024

Amerikaanser dan we dachten

De Amerikanen waren meer iets voor mijn vader. Ze kwamen toen hij zestien was en leerden hem roken. Dat verklaart waarom ik mijn vader nooit heb zien roken (en drinken trouwens ook niet). Een slimme arts maakte hem duidelijk dat hij zichzelf aan het vernietigen was, en toen is hij subiet gestopt. Misschien ging dus zijn Amerikanenliefde niet erg diep. Hij dacht graag terug aan hun bevrijdingsacties, en verdedigde de Amerikanen in felle discussies met mij toen ik zestien was.

Mijn moeder vertelde eens over de Duitsers die in de oorlog verblijf hielden op de grote boerderij. Later kwamen de Amerikanen. Ik heb een slecht geheugen maar weet zeker dat ze de Amerikanen minder vriendelijk vond dan de Duitsers. Misschien gaat het te ver om te zeggen dat mijn moeder hield van Duitsland, maar ze ging er graag naartoe. Wandelen, eten, op vakantie. Qua taal had ze meer met Frankrijk (ze had in haar jeugd op een Franstalig soort internaat gezeten, vlak over de grens in Fouron-le-Comte). Maar qua ergens graag zijn was het dus eerder Duitsland en de vriendelijke Duitsers.

Ik dacht van mezelf ook heel lang dat ik meer voor de Duitsers was, dat ik met mijn leven en voorliefde voortborduurde op het Duitslandgevoel van mijn moeder. Misschien niet zozeer de taal, wel dat ik er graag heen ging toen ik zestien was. Nu denk ik daar toch weer iets anders over. Als ik nog verder terugdenk keek ik graag naar de Duitse tv, net als bijvoorbeeld mijn half-Twentse achterbuurjongen Arno. Wat keken wij? Lederstrumpf, Winnetou, Der Schatz im Silbersee. Duitse films, geacteerd door Duitsers. En de verhalen waren geschreven door Karl May, ook weer een Duitser (zie ook deze blog). Vriend Hans had de hele serie, in vertaling weliswaar, maar toch.

We speelden al heel vroeg kojbojtje, waarbij we elkaar om de haverklap doodschoten. Later gingen we sjtreupe in de bosjes, geen hazen vangen maar gewoon ons door die struiken slaan. Later gingen we nog weer verder van huis en legden we op twee kilometer een arsenaal aan, en probeerden we - vergeefs - pony's te bestijgen. Nog weer later gingen we met dolken op de Brunsummerheide takken afsnijden en schillen. Op vakantie in de Voerstreek leerde mijn vader ons pijl en boog te maken van wilgentakken.

Kan zijn dat ik op die manier afstand nam van mijn moeder, maar misschien ook niet. Behalve de buitenavonturen zat ik graag binnen te lezen, bij het getik van haar breipennen en de plaatjes klassieke muziek die met een klap omlaag vielen als het vorige plaatje klaar was. Het kon van alles zijn wat ik las, maar zeker ook cowboy-avonturen, later vooral Arendsoog en Witte Veder. Het neerschieten van Indianen was achteraf gezien een nogal lompe, onvriendelijke kennismaking met hun edele geest, Winnetou had evenveel gezag als Jezus Christus.

Op fietstochten konden we flinke afstanden afleggen, maar steeds zag ik in gedachten al mijn moeder als ik zou thuiskomen met het precieze aantal kilometers en de afgelegde route. Mijn moeder kon natuurlijk niet adequaat reageren, maar mijn vader, die dat wel goed kon volgen en waarderen, was op zijn werk en mijn moeder was thuis, en dat telde uiteindelijk. Ik wil maar zeggen: er loopt een lijn, een nogal grillige lijn, van mijn moeder naar mij via de Amerikanen.

Het waren vooral fantasie-Amerikanen, niet te vergelijken met de werkelijke Amerikanen van mijn vader. Heel vaag herinner ik me Walter Baetzel, de militair uit Wisconsin die met zijn familie bij ons eventjes logeerde, en met wie mijn vader correspondeerde. De fantasie-Amerikanen konden heel onvriendelijk zijn, maar misschien waren ze in wezen wel goede mensen. Niet alleen omdat ze ons bevrijd hadden, maar ook omdat ze de mannen achter de schermen waren voor alle dingen die ik belangrijk begon te vinden: met name de vredesbeweging, het vreedzame Europa dat begon met gesprekken tussen Duitsers en Fransen op initiatief van de Amerikanen.

Op die rol van de Amerikanen kom ik dankzij de onlangs overleden historicus Mathieu Segers. Hij benadrukt volgens het interview in de Volkskrant (zie hier) de rol van de Verenigde Staten in de Europese integratie na de oorlog. We denken dan vooral aan het Marshallplan, maar de Amerikanen toonden ook moreel leiderschap. Je zou dit het derde gezicht van de Amerikanen kunnen noemen, naast de Indianendoders en de onvriendelijke logé's op mijn moeders boerderij. Het vierde gezicht zou dan de Amerikaanse cultuur kunnen zijn, met Mickey Mouse en de heroïne die uit Vietnam met de Amerikanen in Heerlen kwam. Tussen al die gezichten is het niet makkelijk dat moreel leiderschap te ontwaren. Daarvoor heb je de distantie nodig van driekwart eeuw en dus van de historicus.

Terugkijkend op mijn jeugd zie ik hoe ik die vormende rol van de Amerikanen heb onderschat. Mijn interesse in Duitsland was vooral interesse in hun fascinatie voor Amerika. Toen ik later in Oost-Europa kwam, idem dito. Hun verlangen naar vrijheid en democratie ging over de rug van Europa uit naar Amerika. Mijn filosofische helden waren anti-Amerikaans, met name Sartre, maar de Parijse naoorlogse cultuur was vooral een explosie van hedonisme en oppervlakkige diepzinnigheid, gebracht door de Amerikanen. Nu moet ik oppassen dat ik niet ga drammen, mijn moeder zou zich omkeren in haar graf.

Een trekje verraadt wel affiniteit van mijn moeder met de Amerikaanse cultuur. Mijn ouders gingen graag naar Duitsland, waar ze gingen eten bij een Turks restaurant. Maar een aantal jaren gingen ze nog liever naar een wegrestaurant naast een tankstation, bij Eupen. Je had daar het gevoel dat je in een Amerikaanse film zat, zou ik zeggen. Niet mijn ouders, die keken niet naar Amerikaanse films (behalve mijn vader, naar The longest day, zie deze blog). Nee, je was onderweg, wilde makkelijk en goedkoop eten, geen sjiek gedoe.

Misschien heeft moreel leiderschap ook niet zoveel te maken met vriendelijkheid. Ze kunnen heel lomp zijn, die Amerikanen, maar als je niet meer op een boerderij woont maakt dat niet veel uit, je hebt nauwelijks contact met hen. Je wil vooral genieten, in de natuur met koffie in je eigen thermoskan of in een wegrestaurant. Die oppervlakkigheid moeten we koesteren.



De vlindertuin van Emmen

Het koningshuis heeft steeds minder nut. Het loopt zijn kilometer, schudt handjes en drukt zijn kus af op de hand van een vrouw. Het heeft z...