woensdag 28 december 2022

Brodsky's vlinders

Vlinders zijn vast wel ergens goed voor, als je het bekijkt vanuit de ecosystemen. Nu hebben we dacht ik niet veel bereikt in het overleg over het redden van de biodiversiteit. De deelnemers waren ongetwijfeld overtuigd van het nut van vlinders, anders hadden ze zich waarschijnlijk niet de moeite gedaan om deel te nemen.

Je zou het met dat overleg in je achterhoofd ook kunnen omdraaien. Waar is een mens goed voor, als hij niet eens in staat is om diersoorten te redden? Daar zit dus een meetmomentje met een eo fortiori-structuur. Onwaarschijnlijk dat we de mensheid kunnen redden als we niet eens vlinders kunnen redden.

Bescheidenheid zou ons dus moeten sieren. Laat ik weer kijken naar de vlinders die mijn moeder heeft geborduurd. Mijn moeder had de reputatie dat ze bescheiden was, en ook dat ze bescheidenheid een grote deugd vond. Ze keek soms kritisch en zelfs spottend naar mijn vader als hij weer eens belangrijk stond te wezen. (Mijn vader had ik al besproken in mijn blogserie Personae, waar alles draait om de Etruskische halfgod Phersu, die bij lijkenspelen komt opdraven, hij staat aan de oorsprong van ons theater, en wat mij betreft ook van de liturgie, de televisie en van deze blogs waarin ik er maar geen genoeg van krijg voor je op te treden.)

Mijn moeder leeft voort in haar borduursels, en het is dus de moeite waard om te kijken wat die mij te zeggen hebben. Een eerste aanknopingspunt vond ik bij mijn oudste dochter, die is opgeleid en werkzaam is als kunstenaar met weefsels. Ze kwam hier tien dagen geleden aan met mijn verjaardagscadeau. Het is een licht weefsel waarop in rode blokken en strepen mijn blogseries staan verbeeld. Maar het is geen borduursel, het is gewoven. Nu is ze bezig met een nieuw kunstwerk, en dat wordt wel geborduurd. Ze legt me uit dat bij weefsels alles invloed heeft op alles. Bij borduren ligt dat anders. Je kunt figuren borduren die geen effect op elkaar hebben, min of meer los van elkaar staan.

Mijn blogs zijn weefsels, geen borduursels. Ik kan nog zo mijn best doen om mijn vader even uit deze blog te houden, maar dat is al niet gelukt. Ook filosofie wilde ik even niet, maar kwam er toch in. En ongetwijfeld is het ook andersom. Wat ik hier doe zet mijn serie Ideeën in een ander licht. Als we het daar over chora hebben, heeft dat te maken met de idee van een ontvangstoord, en daarbij denk ik toch gauw aan mijn moeder, bij wie ik bijna altijd wel terecht kon. Of ook Oefeningen in wat ik zoal meemaak, waar ik Levinas besprak, een passage waar hij ons diepste zelf uitlegt als een eeuwige matrix, wat ik gemakshalve maar ongeboren moeder heb genoemd.

Heb ik dan niets met borduursels, en berust deze blogserie dus bij nader inzien op een misverstand?

Lezend in de poëzie van Brodsky stuitte ik op The butterfly (1973, vertaald uit het Russisch). Mij viel al snel op dat Brodsky veertien coupletten presenteert, voorzien van nummers in Romeinse cijfers. Daar hebben we dus al een verwijzing naar Brodsky de liefhebber van de Romeinse dichter Ovidius, de schrijver van de Metamorphosen en de gedichten in ballingschap geschreven. Het is moeilijk om bij metamorfosen niet meteen te denken aan vlinders, die het grootste deel van hun leven als rups en in verpopte toestand doorbrengen.

Ook viel me de layout op, de regels die in mijn uitgave niet uitgevuld zijn, en de coupletten waarbij er vaak een korte regel in het midden staat, zodat de coupletten lijken op de vlinders van mijn moeder. Ik lees de gedichten nog eens rustig. Brodsky is niet geïnteresseerd in al die ecosystemen, manieren om het bestaan van vlinders als soort te rekken. Hij gaat in op hun korte bestaan. Dat ziet hij als iets dat je niet levend of dood kunt noemen. Kan zijn dat deze vlinder met speldjes is opgeprikt en in een frame zit. Maar ook dan toont hij een bepaald soort leven dat ons raakt.

Ook valt me op dat Brodsky de vlinder zelf als een beeld ziet, met vlekken, stippen en kleuren. Die betekenen mogelijk iets, al hoeft dat niet eens om ze toch mooi te kunnen vinden. Hier bespeurt de filosoof in mij een omkeringseffect. Waar ik de werkjes van mijn moeder zie als geborduurde afbeeldingen van vlinders, ziet Brodsky de vlinders zelf als afbeeldingen. Kan zijn, maar we moeten dit ook weer niet overdrijven (je ziet, ik verdrijf heel gauw de slimme filosoof in mij). Brodsky beeldt zelf, zo zagen we, de vlinder af met zijn coupletten. Zijn gedicht is een borduurwerk, en het borduurwerk is een gedicht. Het zegt iets.

Tenminste, daar ging ik vanuit tot dusver. Brodsky stelt al kijkend vast dat de vlinder niets zegt. Dat hoeft hij ook niet, en wellicht is het maar beter zo. Al dat spreken, en zelfs al dat dichten, valt hem zwaar. We hoeven de vlinder dus niet te beklagen. Wel duikt er nu een ander probleem op. Als de vlinder gewoon kan bestaan, met zijn kleine gewicht, stemloos, en met zijn korte levensduur, wat is de dichter dan eigenlijk nog? Kijkend naar de vlinder wordt hij geconfronteerd met het niets, met zijn eigen niets.

Op de valreep bedenkt Brodsky toch nog zoiets als een functie van de vlinder voor hem, en daarmee van hemzelf voor de wereld. Ik citeer het laatste couplet:

    You're better than No-thing.

        That is, you're nearer,

    More reachable, and clearer.

            Yet you're akin

          to nothingness -

    like it, you're wholly empty.

 And if, in your life's venture,

        No-thing takes flesh,

            that flesh will die.

  Yet while you live you offer

   a frail and shifting buffer,

        Dividing it from me.

Kijk ik naar de Russische tekst, dan valt mijn oog op verschillende dingen. Eerst probeer ik te begrijpen waarom vertaler George L. Kline een streepje zet in No-thing. Misschien doet hij dat omdat het element thing in het Engels minder prominent is dan in het Russische Nitsjto, waar de klemtoon op de laatste lettergreep valt. Misschien mogen we ook denken dat Kline met zijn streepje de slanke taille van de vlinder verbeeldt, en is het eigenlijk jammer dat Brodsky dat in het Russisch niet deed. Ook valt op dat Kline dat No-thing twee keer laat optreden, terwijl het Nitsjto er maar een keer staat. Daar staat op die plaats ono, 'het'. Het lijkt of het niets zelf al iets is geworden, en wel in de vorm van de vlinder.

In het Russisch trekken twee woorden mijn aandacht. Het eerste is vzgljad, 'blik', dat ik in de vertaling niet terugzie. Letterlijk staat er: 'en daarom ben jij in de dagelijkse drukte een blik waardig'. We hadden al eerder gezien dat de vluchtige blik vroeg of laat opduikt binnen de lijst die ik met behulp van mijn moeders borduurwerk had gespannen, waarbij ook mijn dochter een handje hielp. Die drukte, zo maakt de vertaling van Kline wel weer duidelijk, wordt geboden door de vlinder zelf, we hoeven die niet te zien als een brutale inbreuk van de kijker.

Het tweede woord in de Russische versie is pregrada, dat we bij Kline terugzien als buffer. Mooie vondst, want zo wordt duidelijk dat de vlinder in al zijn nietsigheid ons weghoudt bij het niets. Pregrada heeft echter een op het oog negatieve betekenis, hindernis of obstakel. Samen met het woord ljogkaja (licht, makkelijk) ontstaat er een contrast en meerduidigheid die je in de richting van buffer kunt uitleggen, een licht obstakel voor het niets waarvan we weten dat we het uiteindelijk wel zijn, en het gedicht kan erin slagen om in het besef van onze nietsigheid ons dit tegelijk even te laten vergeten. De vlinder is de inspiratiebron voor de wijze dichter.

Gaat het inderdaad om dit vergeten? In het Russisch vind ik het woord dividing terug als mezj, 'tussen'. De vlinder is een 'licht obstakel tussen 'het' (nim) en mij', de vlinder is wat het niets en ik met elkaar gemeenschappelijk hebben, het klinkt nu positiever. Misschien kan ik me met mijn eigen niets verzoenen dankzij de vlinder.

Ik zie Brodsky zelf als een vlinder, niet alleen tussen het niets en mij, maar ook tussen mijn moeders borduurwerk en mij (alsof het al niet genoeg was dat hij ons met zijn taal kan verzoenen met Rusland, niet met Poetin maar wel met de cultuur en de taal). Schijnbaar leidt hij me af van mijn doel, het aandachtig kijken naar het werk van mijn moeder. Maar hij brengt haar zeker ook dichterbij. Mijn oog valt op het woord rodstvenna, 'verwant', bij Kline weergegeven als akin. De vlinder is verwant met het niets zoals ik met mijn moeder. Het niets is onze gemeenschappelijke moeder waaruit de vlinder, mijn moeder en ik samen voortkomen.

Tot slot nog een klankeffect, dat ik zie in de pl: 'v tvojem poljotje ono dostiglo ploti', 'in jouw vlucht bereikte het vlees', nam dit niets vlees aan. We kennen dit woord plot', niet te verwarren met mjaso (wat je bij de slager koopt), uit de context van verhalen. Wat is de plot van dit verhaal? Het niets neemt ineens de vorm aan van een vlucht. Zo komen we in mijn Nederlands frame weer uit bij de letter v, de v die natuurlijk al in vlinder zat. Maar nu ben ik benieuwd hoe die plot verdergaat. Kline zegt: that flesh will die. Dat doet hij ongetwijfeld vanwege het dostiglo, 'bereikte', zoals je een doel bereikt. Het doel van de vlucht is de dood. Maar in het Russisch kan ik opnieuw denken dat het niets veranderd is in iets. Als het niets sterft, wordt het iets, namelijk de vliegende vlinder.



zondag 25 december 2022

Vrede met mijn Russische verleden

Dezer dagen krijgt de droom van Bing Crosby wel verrassende toespitsingen. Je kunt blijven dromen van de witte kerst, waarmee je toekomst suggereert. Maar omdat die steeds minder waarschijnlijk wordt, verplaatsen we het object van onze droom naar het verleden. Er kruipt iets van nostalgie in onze droom. Eigenlijk was ik daar al mee bezig, zoals een vriend memoreerde bij mijn herinneringen aan de Pax Christi-voettochten die ik als puber meemaakte. Er is ook weer gefladder in het spel, omdat nostalgie naar mijn idee iets te maken heeft met terugverlangen naar dromen over de toekomst, naar de tijd dat er nog toekomst was.

Komkom, Anton, niet zo negatief, het is Kerstmis!

Een van de draden die ik in deze borduurserie gebruik is de verbinding van de huiselijke sfeer met de grote wereld van de politiek. Dat levert soms voor mijzelf verrassende gedachten op, en wie weet ook wel voor jou. Vaak hoef ik maar een beetje uitwerking te geven aan iets dat ik in een vorige blog al had gesuggereerd. Voortborduren betekent hier dat ik mijn gedachte weer oppak en ermee verder ga.

Als ik terugkijk naar de tijd van de Pax Christi-voettochten, was het de start van een proces dat in etappes werd voortgezet. In de jaren zeventig liep ik mee met die voettochten, en erna fietste ik naar die meisjes in het land (en ook wel een paar jongens hoor). In de jaren tachtig nam ik deel aan de demonstraties van Pax Christi en IKV tegen de kruisraketten, en nog weer een paar jaar later volgde ik mijn stage op het kantoor van Pax Christi in Den Haag, Celebesstraat, waar ik begeleid werd door theoloog Cor Arends (die nog reageerde op een vorige blog). Een van de dingen die we deden was reizen naar de DDR, waar we spraken met kerkelijke groepen, om de Koude Oorlog van onderop te beëindigen.

Niet veel later werd ik door mijn docent Henk Manschot in contact gebracht met de filosofie van de Russische denker Michail Bachtin. Mijn reizen naar Oost-Europa stonden nu ook in het teken van mijn ontwikkeling als academisch filosoof. Ik leerde een beetje Russisch, en verbleef in 1993 een maand in Moskou. In die tijd hadden twee generaals het parlement veroverd en werden ze omsingeld door de regeringslegers van Jeltsin. Voor mijn gevoel zat ik vlakbij de wereldpolitiek, de plaats waar over de wereldpolitiek werd beslist.

Bij nostalgie hebben we schijnbaar met een heel ander thema te maken. Maar ik kan die stemming niet los zien van de beroemde film met die titel, van de Russische cineast Tarkovsky. Een Russische componist is in Italië en lijdt aan ernstige heimwee. We zien shots van hemzelf, liggend naast zijn grote hond voor een wel heel speciaal soort huis, de ruïnes van een kerk. En dan gaat het zachtjes sneeuwen. De film heet 'Nostalghia', met een h achter de g, waarschijnlijk om duidelijk te maken dat je het moet uitspreken op zijn Russisch, niet op zijn Italiaans dus als nostaldzja, maar met een g-klank.

We stuitten in deze serie al eerder lichtjes op dit thema, bij Stravinsky. Er is met die beroemde geniale Russen blijkbaar iets aan de hand. Ze hebben vaak een band met Oekraïne (Stravinsky) of met de Baltische landen (waar Stalker van Tarkovsky is opgenomen). Ze komen terecht in het Westen, maar blijven terugverlangen naar Rusland, de cultuur, niet de politiek. Het roept de vraag op wat de politieke betekenis is van dit a-politieke gevoel. Is het gecultiveerde naïviteit? Bekentenis van een moment van zwakte? Nostalgie is een samenstelling van twee Griekse woorden, nostos = terugkeer, en algos = pijn, verdriet. Het is de pijn die je voelt als je in gedachten terugkeert, terwijl je ergens niet bent.

Soms denk ik dat we veel aan die Russen te danken hebben, met name de geëmigreerde, gevluchte of verbannen Russen. Het is bekend dat bijvoorbeeld de godsdienstfilosoof Sergej Bulgákov in Parijs in contact stond met Franse theologen die aan de oorsprong stonden van de liturgische vernieuwing. Ik heb me niet erg verdiept in deze materie, wel in de negentiende-eeuwse filosofie van Vladimir Solovjov, door wie Bulgakov was geïnspireerd. Dit voeg ik bij de constatering dat ik in mijn jeugd flink ben beïnvloed door die liturgische vernieuwing, via mijn ouders, de parochie en later dus door Pax Christi.

Als ik nu moest zeggen wat de politieke betekenis van nostalgie is, zou ik zeggen dat die voelbaar wordt in een bepaald soort pijn die onder ons enthousiasme ligt. In de jaren zeventig waren we enthousiast, en met mijn vrienden interpreteerde ik dit vooral als het enthousiasme à la Bob Dylan, de Amerikaanse kinderlijke cultuur die vooral sinds de oorlog Europa bleef veroveren. Mijn vrienden waren al niet meer gelovig, maar leefden in een Engelstalige cultuur, luisterden popmuziek en keken Amerikaanse films. Pax Christi was voor hen de ingehaalde hippietijd, de onmiddellijke consumptie van levensgeluk waarvan je hoopte dat die iedereen zou besmetten.

Vanuit de kerkelijke wereld werd daar met gemengde gevoelens naar gekeken. Wel fijn dat al die jongeren meeliepen met die voettochten, maar je hoopte dat ze daardoor tot een leerproces werden verleid dat resulteerde in een volwassen spiritualiteit, met aandacht voor het lijden en voor de moeilijke, hardere kanten van het politiek handelen. Het was dus logisch dat Pax Christi vervolgens zelf meer de kant van de professionalisering koos en van de beïnvloeding van de politieke instituties. Helaas betaalde de beweging daar wel een prijs voor. Mijn vrienden liepen nog wel graag mee in de vredesdemonstraties, maar haakten meestal af als het ging om de politieke instituties.

Wat overblijft is de pijn. Bij de val van de muur konden we nog enthousiasme opbrengen voor Rusland en Oost-Europa. Maar daarna volgde teleurstelling op teleurstelling. We zijn nu dertig jaar verder, en het lijkt of Rusland tot niets anders meer in staat is dan zout wrijven in zijn eigen wonden, en die wonden wil overbrengen op de hele wereld, om ze te laten zien, als een gigantisch theater. Een paar maanden geleden zei minister van buitenlandse zaken Lavrov nog: wij Russen laten in Oekraïne zien wie we zijn. Het is een Dostojevski-achtig gevoel, schaamte die de vorm van schaamteloosheid aanneemt.

Misschien is Levinas wel de filosoof die de ethische en zelfs politieke betekenis van pijn het scherpste onder woorden heeft gebracht (zie ook deze blog). Het is belangrijk dat je de pijn en angst blijft voelen, zelfs als je als revolutionair geweld moet gebruiken. Het verklaart deels waarom Levinas Israël bleef steunen, ook toen het al op weg was zich met zijn eigen geweld te verdoven. Maar we moeten ons geen illusies maken, pijn en angst is niet weg te denken uit de condition humaine. Soms lijkt het of pijn voor Levinas een soort laatste garantie is voor het goede. Ons diepste zelf is het zelf voor de ander, waarin we de ander willen laten lijden maar precies daarin ontdekken dat wij zelf het meest lijden.

Levinas overleed op 25 december 1995, vandaag precies 27 jaar geleden. Bij heiligen wordt de sterfdag gehanteerd als verjaardag. We hebben vandaag dus een dubbele verjaardag, ook van kindeke Jezus, in wiens naam de Joden extra veel leed is aangedaan. Voor mij heeft betekenis dat Levinas onderscheid maakte tussen le dit en le dire, tussen wat gezegd is en het zeggen. We kunnen Kerstmis dus ook zien als iets anders, als iets dat hier en nu een andere betekenis krijgt. En hoewel Levinas niets zag in nostalgie, waarom zouden we niet ook dat gevoel een andere betekenis kunnen geven? Niet van de behoefte aan het zijn, het zijn als iets moois, maar als het voelen van pijn waarin we onszelf kunnen ontdekken als levend voor de ander.

Concreet denk ik terug aan de Oekraïense gasten die donderdag bij ons kerstbuffet op school aanschoven. Ze verblijven in een paar akelige witte units naast onze school. De gasten aan mijn tafel spraken geen Engels of Nederlands, en ik probeerde me te redden met het beetje Russisch dat ik in huis heb. Op mijn vraag aan de zestigjarige Sergéj of hij het niet vervelend vond dat ik Russisch sprak, zei hij: 'Nee, we hebben niets tegen de Russen, ze zijn vrienden en familie, we wonen dicht bij hen, twintig kilometer van de grens. De enige die we haten is Poetin.'

Je zou deze vrede met de Russen kunnen wantrouwen. Ze lijkt in strijd met de pijn van de ethiek zoals Levinas die verwoordt. Maar je zou ook kunnen zeggen dat deze vrede niet een behoefte is, zoals de nostalgie, maar direct en spontaan wordt gevoeld. Dan blijven we toch nog in de buurt van Levinas, wat me gepast lijkt op deze kerstdag. De vrede van onze Oekraïense gasten leverde niet direct een politieke strategie op, maar had misschien wel politieke betekenis. Het is de Ander die me hierop wijst, en zo kan ik vrede hebben met mijn interesse in Rusland uit het verleden.

 Andrei Tarkovsky's 'Nostalghia' on Blu-ray - The New York Times


 

zaterdag 24 december 2022

De waarheid van de vluchtige blik

Over mijn jongste dochter heb ik je in vorige blog verteld. Ze past met haar sociale acties in de Advent, want daar maakt de verwachting deel uit van de redding. Zolang we nog iets te verwachten hebben is er nog hoop, en zolang er nog hoop is hebben we nog iets te verwachten. Mijn oudste dochter past ook in de Advent, maar weer met andere acties. Gisteren haalde ze van de bovenverdieping het tijdschrift Simulacrum waarin ze een artikel had geschreven met de titel 'Door haar plafond - mijn vloer - heen'.

Ik moet nu meteen weer denken aan mijn jongste dochter, die op peuterleeftijd aan mijn hand liep toen we in Hoog Catharijne tv-schermen zagen met de brandende Twin Towers. Ik vroeg me de week erna af (in een column) wat nu eigenlijk Ground Zero was. Was het de verdieping waar de vliegtuigen binnenvlogen of de begane grond, die daar weer first floor heet? Misschien kon je dat vanuit Hoog Catharijne beter begrijpen, waar de eerste verdieping eigenlijk de begane grond is.

Je kunt altijd een besef hebben van wat zich op de andere verdieping afspeelt. Mijn oudste dochter noemt het voorbeeld van haar onderbuurvrouw die piano speelt. Je kunt je dan met haar leven verbonden voelen. Ik was ooit zelf die pianist. Op puberleeftijd kreeg ik een kamer in de kelder. Tenminste, als je voor het huis stond was het de kelder. Maar als je langs het huis naar achteren liep was het de begane grond. Ik had dus een raam waardoor ik het pad en de achterburen kon zien.

We hadden toen een oude buurvrouw die uit Wenen kwam. Ze vertelde me dat ze wel eens de kelder van haar huis in liep als ik piano speelde. Vooral als ik - overigens zelden - walsen van Strauß speelde. Ze schoof haar stoel naar de muur en legde haar oor ertegen om het beter te horen. Nu zijn we bijna weer bij de vlinders van mijn moeder, de borduursels die destijds in de woonkamer hingen en nu op ons toilet. Want zo, als vlinders, zie ik die draaiende keizerlijk geklede Weners voor me, draaiend en fladderend door de grote balzaal. De vlinder vliegt van bloem naar bloem, zoals wij door dat gedeelde geluid kunnen fladderen van kamer naar kamer, van huis naar huis.

Mijn dochter legt uit dat wij Nederlanders een bijzondere manier hebben om die vluchtigheid te beoefenen. We lopen langs de huizen en kijken zoals bekend graag naar binnen. Maar zien is in dat geval gezien kunnen worden. Dat werkt als een prikkel om door te lopen. Zo zien we nooit echt wat er in die huizen gebeurt. Maar ook weer wel, denk ik dan weer, want wat we binnenshuis noemen is misschien bij uitstek bedoeld om wel te worden waargenomen, maar ook weer niet echt.

Hopelijk vind je het goed dat ik nog even doorfladder. Gisteren las ik de werkstukjes van mijn leerlingen die over hun eigen leven moesten schrijven, waarbij ze Aurelius Augustinus, toch de uitvinder van de autobiografie, als inspiratiebron moesten inzetten. Hij beschrijft achteraf hoe hij christelijk gelovig werd, net als zijn moeder (aha, daar hebben we de moeder weer!). Hij loopt in een achtertuin in Milaan. In de tuin naast hem zingt een meisje 'tolle lege, tolle lege' (neem op en lees). Augustinus vat dat op als iets dat voor hem is bedoeld, en ziet dan ineens die bijbel die toevallig openligt bij een voor hem beslissende passage.

Door te geloven krijgt Augustinus toegang tot zijn verborgen innerlijk, waardoor hij de geschiedenis kan herschrijven en een plaats voor de hoop ontwerpt. Is het toeval, denk ik dan weer, dat die geschiedenis begon in een tuin? Augustinus is toevallig ook de theoloog die vindt dat we geen toegang meer tot het paradijs hebben. We zijn er definitief uit verdreven. Kan zijn dat Augustinus voor zichzelf via God volledig transparant was, maar voor onze ogen schuift die achtertuin tussen hem en ons. Als de tuin het nieuwe begin is, is het dat dan niet omdat hij tegelijk ook het beeld van het paradijs is?

Misschien ook daarom blijven we geloven in beelden, dankzij of ondanks Augustinus. Misschien ook daarom blijft mijn oudste dochter werken met beelden, hoe lucide ze ook schrijft over onze samenleving waarin beelden ons de toegang tot de wereld versperren. Ze haalt er zelfs Vermeer bij, ook weer zo'n man die transparantie suggereert, terwijl we hem niet om die reden bewonderen. Die heeft zoals ik in een eerdere aflevering in deze serie al zei te maken met het zijlicht. Zo lijkt het of wij er niet zijn. Net als mijn oude buurvrouw blijven we achter die muur. Niet aan de kersttafel maar in de Advent dromend daarvan.

Let ook even op dat fladderspel tussen de media. Wij kijken naar die vrouwen. Een ervan speelde zojuist nog de luit. Zometeen slaat ze aan het lezen, waarschijnlijk, die liefdesbrief. Maar nu kijkt ze even naar die engel die haar die brief zojuist is komen brengen. Ik krijg nu de neiging om hier een agambeniaanse lange beschouwing op los te laten, het muziekinstrument dat even niet wordt bespeeld. Maar nu even geen opheldering, nu kijken we naar deze twee vrouwen die elkaar aankijken.

maandag 19 december 2022

Het voltooide leven der sukkels - Pax Christi en Franzen

Nog even voortborduren op vorige blog. Er kwamen twee reacties van vrienden op, die om diverse redenen betekenis voor me hebben. De een is een theoloog die me lang lang geleden begeleidde toen ik stage liep bij de katholieke vredesbeweging Pax Christi. Nog langer geleden liep ik als puber mee met voettochten die door Pax Christi werden georganiseerd. In mijn tijd als stagiair had die beweging haar activiteiten verlegd van een soort jongerenpastoraat naar politieke actie, waarbij de koude oorlog beëindigd moest worden van onderop, met de beroemde demonstraties tegen de kruisraketten, samen met de protestantse evenknie IKV, via gesprekken tussen kerkelijke groepen in Oost en West.

De andere reagent is een vriend die me ooit een roman van Jonathan Franzen cadeau gaf, wat dan niet lang na 2001 moet zijn geweest. Hij kan het erg waarderen dat ik nu weer Franzen lees. De roman van toen en de roman die ik nu lees, Crossroads, wijzen voor mij wel in een bepaalde richting, die ik gemakshalve maar omschrijf als de verkenning van mogelijkheden voor een sociaal, ethisch en politiek leven waarbij je niet naïef bent over allerlei complicaties. Dat was overigens ook het thema dat ik op meer filosofische en theologische wijze afgelopen zomer verkende, onder de noemer 'katechon'. In deze wereld heb je nu eenmaal te maken met het kwaad en met vijanden, en daar hoef ik in de schaduw van de jongste oorlog denkelijk weinig aan toe te voegen.

Hoewel ik Crossroads nog lang niet uit heb, plaats ik de thematiek van de roman graag in het verlengde van mijn herinneringen aan Pax Christi. De geest van die beweging was idealistisch, maar openstaand voor leerprocessen. Zo kon de beweging ook die genoemde verschuiving doormaken van naïef naar deskundig geïnformeerd. Toen ik er stage liep zag ik de deskundigheid toenemen bij de betaalde werknemers. Ze wisten behoorlijk veel over de wapenwedloop en over de conflicthaarden in de wereld. De beweging bestaat overigens nog steeds, ik krijg zo nu en dan nog info toegestuurd. Al lang geleden vloeiden de katholieke en de protestantse tak samen in PAX.

Toch voel ik me met alle waardering voor professionaliteit nog steeds getriggerd door die vroegere fase. Mijn oudere zussen hadden al eerder meegelopen met de voettochten voor jongeren. Er werd in groepen onder leiding van oudere pastores of andere christelijk geïnspireerde volwassenen gewandeld vanuit vier windrichtingen in enkele dagen naar Den Bosch. Dat fungeerde als een soort Jeruzalem of Rome, waar alle groepen op zondag samenkwamen om onder leiding van de beroemde tv-priester Jan ter Laak het avontuur af te sluiten met een viering. Dat gebeurde overigens in de veemarkthallen, een immense ruimte die tot effect had dat je je wilde afkeren van de massa in je vertrouwd geworden groepje, waar gehuild werd en lieve boodschappen in de liedjesboekjes werden geschreven.

Na mijn zussen liep ik ook mee, en wel twee opeenvolgende jaren. Net als mijn zussen ging ik in de maanden erna bij enkele groepsgenoten langs, verspreid door Nederland. Een paar vrienden deden dat ook. Spiritualiteit en verliefdheid liepen door elkaar, bovendien vermengd met een echo van de hippiecultuur, die wij net gemist hadden, en nu indirect alsnog meegemaakt, en met eenzelfde politieke geladenheid. De wereld zou beter worden, en wel beginnend bij ons, dat stond wel vast.

Die sfeer zie ik deels terug bij Franzen, maar dan met veel meer oog voor de complicaties. De pastorale leider van Crossroads weet niet wat hij aan moet met een pubermeisje dat hem in vertrouwen neemt over haar twijfels en onzekerheden, en dan valt hij terug op de verborgen morele codes van de groep. Hij moet authentiek zijn, wat betekent dat hij tegen dat meisje praat over zijn eigen huwelijk en hoe dat vastgelopen is. Daarna is hij verbaasd dat dit meisje een soort MeToo-aanklacht tegen hem indient, waarvoor hij zich weer schaamt, ook al omdat hij bang is dat zijn vrouw op de hoogte raakt van de toedracht. Ze bedoelen het allemaal zo goed maar wat zijn het toch een stel sukkels bij elkaar.

Terugkijkend naar Pax Christi zie ik ook de sukkel, de brievenschrijvende sukkel die die aardige lieve meiden opzoekt, op de fiets nog wel, naar Den Bosch of Deventer. De aardige sukkel die in zijn theologiestudie even meeloopt met de professionals en te horen krijgt van de spirituele leider dat hij zichzelf meer in de schijnwerpers moet zetten. En van de secretaresses dat de Hollandse cultuur echt iets harder is, directer, daar moet de softe discrete Limburger maar aan wennen.

Ik kom met andere woorden aan bij mezelf, bij de persoon die ik toen was en in zekere zin nog steeds ben. We willen de wereld graag iets leefbaarder maken, en geloven niet dat je dat bereikt met alleen realisme, wapens, deskundigheid, techniek. We zijn humanist of super-humanist, de mens als nietzscheaans gedachte passage naar een hogere levensvorm. We willen ons spiegelen aan zachte textiele vormen, aan vlinders geborduurd op textiel.

Zoals gezegd sprak het me aan dat Franzen zijn roman - althans in de eerste helft, verder ben ik nog niet - zich laat afspelen in de periode voor Kerst, in de Advent. Kerstmis is misschien meer dan Pasen het feest waarin we de naïeve jeugd het voordeel van de twijfel geven. Het is zeker ook het feest dat wordt bejubeld door twee helden die ik graag lees, Agamben en Brodsky. Kortom, Kerstmis is nu voor mij een soort kruispunt waar dingen samenkomen, een crossroad. Nu is cross iets dat we eerder associëren met Pasen. Maar er zit in dat Pasen, in het lijdensverhaal, een soort geheim of mysterie geborgen, en dat openbaart zich eerder in het kerstverhaal.

Misschien is het wel goed dat ik juist nu mijn blog schrijf, terwijl ik nog niet eens halverwege de roman van Franzen ben. Het leven is in zekere zin al voltooid wanneer de baby er ligt, eventueel nog wanneer die baby is uitgegroeid tot vlak voor zijn volwassenheid. Zeg maar de leerlingen die ik vandaag in mijn klas had. Speels, volledig afhankelijk van elkaar, van de groep, bezitloos. Misschien is de rol van de docent niet alleen die van de gids die hen gidst naar de volwassenheid, want die volwassene is een priester die betaald wordt om offers te brengen. De kinderen worden gelegd op het altaar en aangeboden aan God om te bewijzen dat aan ons geloof niets schort (zoals Abraham).

Ik opteer met andere woorden voor de halve Franzen, niet wetende wat de tweede helft gaat brengen. Franzen begrijpt dat de staat ons even niet meer kan bieden wat hij al die decennia beloofde. Het wordt hoog tijd dat we weer eens gaan nadenken over die halfzachte instituties die zo goed en zo kwaad als het kan de kinderen een thuis proberen te bieden. Wetende dat het thuis tevens de haard is van geweld, het geweld ontspringt in de oikos, veruiterlijkt zich via de instituties en de staat en keert met backlash bij ons terug. Hoezeer we de staat ook nodig hebben, we moeten niet heenkijken over de halfzachte halfinstituties die ons omringen. We moeten weer ergens op terug kunnen vallen, hoe feilbaar die structuren ook zijn.

Om Kerstmis voor te bereiden moeten we denk ik in staat zijn om even niet verder te kijken, niet nu al weten hoe het verder gaat. Integendeel, hoe het verder gaat resulteert hopelijk in zoiets als een simpele bijeenkomst van kinderlijke mensen. Ik denk aan mijn jongste dochter die nu werkt als jeugdconsulent bij een gemeente. Je voert gesprekken, je probeert iets te regelen, er kan weer toekomst onstaan voor deze of gene enkeling. Temidden van de imploderende instituties kun je je werk doen.

Ik kijk naar de lampjes die we niet meer ophingen omdat we geen kerstboom meer willen. Mijn dochter heeft de lampjes nu op de kast gelegd zodat ze blijven schijnen. De lampjes symboliseren voor mij het licht dat er ook zal zijn als er ooit geen bomen meer zijn. Na de tragedie komt de geboorte.



zaterdag 17 december 2022

De onvoorwaardelijke liefde van de moeder

Een goede moeder houdt van je, onvoorwaardelijk. Toen ik in therapie zat kwam ik erachter dat hier mogelijk iets schortte. Waarom ik 'mogelijk' zeg is omdat nooit zeker is waarop het gezag van de therapeut berust. Soms leek ze zich als een moeder op te werpen, een die zich onvoorwaardelijker voor me inzette dan mijn echte moeder en daarom mijn echtere moeder was. Misschien nog belangrijker is dat de ontdekking van die voorwaardelijkheid zich vertaalt in een eis. We mogen eisen dat onze moeder onvoorwaardelijk van ons houdt, en als we daar twijfels bij hebben volgt het oordeel. De voorwaardelijkheid heeft zich met deze eis nog verder in ons vastgezet.

Voorwaardelijkheid, verder, vastgezet, we hebben het terrein van de v's betreden. Toch een zachte letter. Een letter met diverse uitwerkingen, zoals in vergif, vergeving, vrede, vrouwelijk. Zou ik hier de recente AI-app op loslaten, dan zou zich hier onder jouw ogen een epos kunnen ont-vouwen, de ene vouw de andere volgend en vermeerderend. Het past wel bij de tijd voor Kerstmis, zoals ook de familieverwikkelingen in Crossroads van Franzen die zich vooralsnog (ik ben nu op p.125) in de Advent afspelen. Zo lijkt het of we eerst klaar moeten zijn voor het kerstfeest voordat het kindje kan komen. Of goede zwangerschap een voorwaarde is voor het moederschap. Of vlinders die kindjes zijn die door de vaardige moeder geborduurd zijn.

Zojuist heb ik me in mijn moeder verplaatst. Onze dochters arriveerden gisteren, en onze oudste had vannacht last van iets dat op voedselvergiftiging lijkt. Ze vroeg om advies ofzo, en een telefoonoplader, en ik bracht haar water plus de telefoonoplader. Zo lijkt de navelstreng weer even hersteld. Mijn moeder kwam me vroeger ook dingen brengen als ik ziek in bed lag. Het was een prettige ervaring, er hoefde niets, de onvoorwaardelijkheid was even helemaal hersteld. En wat geeft het dat ik niet de moeder maar de vader ben, de v verzoent me met mijn moederlijkheid.

Gisteren vroeg ik me op mijn wandeling af of ik wel beschik over liefde voor de dingen die me overkomen zijn in mijn leven. Ik doel niet op de mensen, ik heb enorm geluk met de mensen met wie ik te maken heb, maar op mijn boeken, de filosofie en de muziek. Je kunt het vermijdingsgedrag noemen dat ik die belangrijke zaken heb opgezocht, of zij mij, en dat ik ze ook weer niet echt heb opgezocht. Zo kon ik de mythe in stand houden dat ik mijn liefde kon bewaren. Muziek van een afstand, filosofie in alle vrijheid, op de drempel, steeds een vluchtweg in de buurt.

Bijna had ik weer een blog over Agamben geschreven, want ineens begreep ik niet meer waarom we van iedereen moeten houden zoals zhij is, het quodlibet. Goed, liefde kan een andere naam zijn voor rechtvaardigheid. Een categorische imperatief (onvoorwaardelijk bevel volgens Kant) kan worden gerealiseerd door hem buiten werking te stellen. Dat begrijp ik wel. Het kan nog goed komen met de geschiedenis wanneer we onvoorwaardelijk houden van de mensen en de wereld zoals ze zijn. Maar hebben we het 'moeten' helemaal uitgeschakeld wanneer we ruim baan geven aan de liefde? Pakken we met de ene hand niet meteen terug wat we hebben gegeven wanneer liefde het belangrijkste gebod wordt genoemd, zoals Paulus aan de christenen van Korinthe schreef? De plaats notabene waar Medea haar kinderen vergiftigde?

Zomaar wat kerstgedachten, mijn geestelijke voorbereiding zeg maar.

Het gevolg was wel dat ik me niet meteen wilde verliezen in Agamben-interpretatie. Maar ook weer niet niet. Ik zit nu in een groeiende afstand vanwaaruit ik kan kijken naar dat liefdesgebod. Afgelopen zomer volgde ik Agamben die weer Kant volgde en uitkwam bij de zelfaffectie. Liefde is met andere woorden een ervaring zonder object. Die ervaring is er altijd zodra er een zelf is, en dat zelf is er. Daarom is zelfaffectie ook geen voorwaarde, het is wat er al is.

We gaan haast onmerkbaar, 'vanzelf', over van het terrein van de v's naar de zetten, het zijn zelf, het zijn van het zelf en het zelf zijn. Toch zijn er ook t's in het spel, met name de t van de tautologie. Je kunt je toevlucht nemen tot taal. Maar zodra je taal ziet als teken ga je het uitleggen met andere taal, alsof je die wel begrijpt. Zo raak je verstrengeld in de tautologie. Wat heeft het voor zin om woorden te duiden met andere woorden? We blijven verdubbelen en vermeerderen, en hebben de waarheid steeds verder teruggebracht tot een illusie.

Bij Franzen las ik, in een aandoenlijke scène waarin twee geliefden 'ik houd van jou' uitproberen, of haast ongewild uit hun mond laten ontsnappen terwijl ze elkaar aan het liefhebben zijn:

'It was a mistake to say that. I don't even know if it's true. It's like there are these words, they're out there in the world, and you start wondering what it would be like to say them. Words have their own power - they create the feeling, just by the fact of your saying them. I'm so sorry I tried to make you say them.' (Crossroads p.105)

Dit komt erg overeen met mijn gevoel, mijn ervaring van pakweg de laatste vijftig jaar. Ik zeg dingen, dat wil zeggen ik probeer ze uit. Ik lees dingen, en er lijkt iets te ontstaan in mij, een leeservaring. En dan bereik je ineens een punt waarop je terugkijkt en zegt: sorry. Sorry dat ik iets wilde afdwingen, liefde bijvoorbeeld, of althans de bekentenis van liefde.

Maar wat kun je meer doen, wat kan liefde meer zijn dan een gevoel dat je wil bereiken via woorden, geprobeerde en afgedwongen woorden? Die woorden kun je toch nauwelijks beschouwen als voorwaarde voor die liefde. De liefde is er of is er niet. En dat we er zijn, via onze moeder, VIA dus, is een teken van liefde. Van de zetten kunnen we weer terug naar de t's en van de t's weer terug naar de v's.

Vol verwachting vervolgen we de voorbereiding op de Kerst.

Denver South High School's “Medea” – The Denver Post
Bernard Safran, Medea (1964)

maandag 12 december 2022

Hier mama, je klank retour

Steeds als ik in een format wil passen denk ik aan een patroon. Voortborduren wordt dan het doorgaan met borduren volgens dat patroon. Op een of andere manier ben ik terechtgekomen in de klassieke talen en moet ik eigenlijk bij patroon denken aan de vader, pater. Of zelfs aan de oorlog, het patroon als bewijs dat er geschoten is. Kunnen we het patroon ook meer zien volgens het borduren? Je gaat dan van het borduurwerk naar de vader en/of moeder van het borduurwerk, in elk geval niet per se naar de vader alleen.

Taal is meer dan de zichtbare tekens die restloos vervangen kunnen worden door andere tekens. Patroon is meer dan de verwijzing naar de vader vanuit iets dat de moeder lijkt. Het is zeker ook die klank die zo scherp aanzet en dan uitloopt op zoiets als een toon: pa! pa! pa! en dan troon, trooon zo je wil, de verlengde toon vanuit een plofklank of explosie, pa. Een patroon kan niet vervangen worden door een matroon, een matrone. Je zou kunnen nog denken aan mater, matrix.

Ik wil daar graag naartoe, zeker. De vlinders op onze wc zijn geborduurd door mijn moeder. Wat zou het mooi zijn als mijn universum een opening bevatte waarmee ik terug kon naar mijn moeder, de moeder als mijn matrix, gesymboliseerd in de geborduurde vlinders. Van pa-pa-pa naar ma-ma naar vl-. Zachtjes wegsluipen via de explosieve medeklinkers, de explosivae, naar de mutae, de duurzame medeklinkers m-l-n-r met ook zeker nog de v, om me te verstoppen vverpoppen en als teer fladderend wezen het llleven terug te brengen tot de ervaring van een enkele dag.

Er moeten tal van redenen zijn om het leven te laten gaan en ook komen, een komen en gaan. Zo had ik vaker het gevoel dat er iets voor mij bestemd was, of liever dat iets in mij ging in de richting van een bestemming. Bestemming heeft niet alleen met stemming te maken maar ook met stem. Ook weer zo'n woord dat hard begint, sissend en stampend, stem is ook stam, hard, en loopt uit op onze -m. Via de woorden kom je als vanzelf uit bij de neuriënde zang, de m-m-m. De stem is er al bijna niet meer, het bijna niet meer dat de ervaring kent van het nog niet, de m van mama.

Waar ik al die tijd naartoe wilde is de expositie Double Act in het Centraal Museum in Utrecht. Moderne videokunst wordt daar volgens ingenieuze ideeën gekoppeld aan oude Nederlandse schilderijen. Leuk ideetje. Het werkte bij mij niet erg. Als conservatoren iets bedenken en ik daardoor een ervaring meemaak, interesseert het me niet bovenmatig of ik alles meekrijg. Ik heb namelijk mijn museumkaart. Een ding, een voorwerp, het kan al genoeg zijn.

Returning a sound heet de video van Allora en Calzadilla. Een jonge man gaat op een brommer en aan zijn knalpijp heeft hij een trompet hangen. Je hoort de knalpijp (harde medeklinker uitlopend op die gerekte -ij- van pijp) naar trompet, de beetje harde klank die al half klinker is (trrrrr) die ineens weer stopt bij -p- en hard eindigt. De trompet retourneert de klank van de brrrrommer.

Mijn blllog, ook een manier om een kllllank te retourneren aan mijn vvvlllindermmmoeder.

Returning a sound , 2004, Jennifer Allora & Guillermo Calzadilla | Pinault  Collection


De vlindertuin van Emmen

Het koningshuis heeft steeds minder nut. Het loopt zijn kilometer, schudt handjes en drukt zijn kus af op de hand van een vrouw. Het heeft z...