Over mijn jongste dochter heb ik je in vorige blog verteld. Ze past met haar sociale acties in de Advent, want daar maakt de verwachting deel uit van de redding. Zolang we nog iets te verwachten hebben is er nog hoop, en zolang er nog hoop is hebben we nog iets te verwachten. Mijn oudste dochter past ook in de Advent, maar weer met andere acties. Gisteren haalde ze van de bovenverdieping het tijdschrift Simulacrum waarin ze een artikel had geschreven met de titel 'Door haar plafond - mijn vloer - heen'.
Ik moet nu meteen weer denken aan mijn jongste dochter, die op peuterleeftijd aan mijn hand liep toen we in Hoog Catharijne tv-schermen zagen met de brandende Twin Towers. Ik vroeg me de week erna af (in een column) wat nu eigenlijk Ground Zero was. Was het de verdieping waar de vliegtuigen binnenvlogen of de begane grond, die daar weer first floor heet? Misschien kon je dat vanuit Hoog Catharijne beter begrijpen, waar de eerste verdieping eigenlijk de begane grond is.
Je kunt altijd een besef hebben van wat zich op de andere verdieping afspeelt. Mijn oudste dochter noemt het voorbeeld van haar onderbuurvrouw die piano speelt. Je kunt je dan met haar leven verbonden voelen. Ik was ooit zelf die pianist. Op puberleeftijd kreeg ik een kamer in de kelder. Tenminste, als je voor het huis stond was het de kelder. Maar als je langs het huis naar achteren liep was het de begane grond. Ik had dus een raam waardoor ik het pad en de achterburen kon zien.
We hadden toen een oude buurvrouw die uit Wenen kwam. Ze vertelde me dat ze wel eens de kelder van haar huis in liep als ik piano speelde. Vooral als ik - overigens zelden - walsen van Strauß speelde. Ze schoof haar stoel naar de muur en legde haar oor ertegen om het beter te horen. Nu zijn we bijna weer bij de vlinders van mijn moeder, de borduursels die destijds in de woonkamer hingen en nu op ons toilet. Want zo, als vlinders, zie ik die draaiende keizerlijk geklede Weners voor me, draaiend en fladderend door de grote balzaal. De vlinder vliegt van bloem naar bloem, zoals wij door dat gedeelde geluid kunnen fladderen van kamer naar kamer, van huis naar huis.
Mijn dochter legt uit dat wij Nederlanders een bijzondere manier hebben om die vluchtigheid te beoefenen. We lopen langs de huizen en kijken zoals bekend graag naar binnen. Maar zien is in dat geval gezien kunnen worden. Dat werkt als een prikkel om door te lopen. Zo zien we nooit echt wat er in die huizen gebeurt. Maar ook weer wel, denk ik dan weer, want wat we binnenshuis noemen is misschien bij uitstek bedoeld om wel te worden waargenomen, maar ook weer niet echt.
Hopelijk vind je het goed dat ik nog even doorfladder. Gisteren las ik de werkstukjes van mijn leerlingen die over hun eigen leven moesten schrijven, waarbij ze Aurelius Augustinus, toch de uitvinder van de autobiografie, als inspiratiebron moesten inzetten. Hij beschrijft achteraf hoe hij christelijk gelovig werd, net als zijn moeder (aha, daar hebben we de moeder weer!). Hij loopt in een achtertuin in Milaan. In de tuin naast hem zingt een meisje 'tolle lege, tolle lege' (neem op en lees). Augustinus vat dat op als iets dat voor hem is bedoeld, en ziet dan ineens die bijbel die toevallig openligt bij een voor hem beslissende passage.
Door te geloven krijgt Augustinus toegang tot zijn verborgen innerlijk, waardoor hij de geschiedenis kan herschrijven en een plaats voor de hoop ontwerpt. Is het toeval, denk ik dan weer, dat die geschiedenis begon in een tuin? Augustinus is toevallig ook de theoloog die vindt dat we geen toegang meer tot het paradijs hebben. We zijn er definitief uit verdreven. Kan zijn dat Augustinus voor zichzelf via God volledig transparant was, maar voor onze ogen schuift die achtertuin tussen hem en ons. Als de tuin het nieuwe begin is, is het dat dan niet omdat hij tegelijk ook het beeld van het paradijs is?
Misschien ook daarom blijven we geloven in beelden, dankzij of ondanks Augustinus. Misschien ook daarom blijft mijn oudste dochter werken met beelden, hoe lucide ze ook schrijft over onze samenleving waarin beelden ons de toegang tot de wereld versperren. Ze haalt er zelfs Vermeer bij, ook weer zo'n man die transparantie suggereert, terwijl we hem niet om die reden bewonderen. Die heeft zoals ik in een eerdere aflevering in deze serie al zei te maken met het zijlicht. Zo lijkt het of wij er niet zijn. Net als mijn oude buurvrouw blijven we achter die muur. Niet aan de kersttafel maar in de Advent dromend daarvan.
Let ook even op dat fladderspel tussen de media. Wij kijken naar die vrouwen. Een ervan speelde zojuist nog de luit. Zometeen slaat ze aan het lezen, waarschijnlijk, die liefdesbrief. Maar nu kijkt ze even naar die engel die haar die brief zojuist is komen brengen. Ik krijg nu de neiging om hier een agambeniaanse lange beschouwing op los te laten, het muziekinstrument dat even niet wordt bespeeld. Maar nu even geen opheldering, nu kijken we naar deze twee vrouwen die elkaar aankijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten